Tijd en Mens. Tijdschrift van de Nieuwe Generatie. Jaargang 1
(1949-1950)– [tijdschrift] Tijd en Mens– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 214]
| |
1
Schimmen.
- Ergens is het kloppen van een hart
hevig onrustig
in de ijzige stilte van Czenstochowa
Een vrouwen klacht trillend van pijn
zacht en bang als de zieke rieten stengels die de meis-
jes verbergen
aan de oevers van de rivier
en die voor de speurhonden bevend ruisen:
Ffff...
| |
[pagina 215]
| |
Sarah.
- Och...
Schimmen.
- Kruipt kronkelend
Sarah.
- Och...
Schimmen.
- Stenend alleen
Sarah.
- Och...
Schimmen.
- Vrouw
Sarah.
- Och...
Schimmen.
- Sarah in bed alleen
Zuchten glijden langs bloemen behang en broklen.
Vliegen drijven op zuchten. Diepe zuchten doden.
Zuchtendoolhof. Mensen sterven van zuchten niet.
Sarah.
- Och...
Schimmen.
- Baar kinderen in kamers
Sarah.
- Och...
Schimmen.
- Sarah, blik met helle blikken naar de uren der klok
en tel de tikken van links naar rechts
Lik uw hippen, droge open mond
die zucht...
Sarah.
- Och... Het uur zal komen
Nu nog niet.
| |
2
Schimmen.
- Ergens huilen ijle pleinen.
Vergruisde huizen in eenzaamheid.
Wat fluisteren die donkere gaten?
Die hulpeloze monumenten?
Wat kreunt die gebrokkelde trots?
Die vernietigende fierheid?
O, graf van sprekende spoken die rond versperringen dwalen
met geschonden gelaat
in de sneeuw
Sneeuw...
Sarah.
- Verre patrouilles naderen stil
Schimmen.
- Ouillen-patrouille
Sarah.
- Verdraaide nekken
Verbeten bekken
Trappende laars
Schimmen.
- Ouille-patrouille
Sarah.
- Toorn van god
Och...
Strenge engelen
Schimmen.
- Wilt gij de staten dekken met witte tapijten, dik van
onschuld?
Dek sneeuw. Vlok na vlok. Dek de wandaden. De
doden. Dek de gewetens niet.
| |
[pagina 216]
| |
De nagel van Sarah krast in de ruit
het dodental der baardjoden uit
Hiet venster is vol met sneeuwjoden en vriesjoden die
breken onder de ouille-patrouille die zich verwijdert.
Sarah.
- Zijn zij weg?
Schimmen.
- Zelfs in de kamer dekken hun schaduwen de stoelen
nog daar men niet zitten kan
Verhinder hen te groeien naar het bed van Sarah
want het bed wordt
Sarah wordt
Sarah.
- Moeder.
| |
3
Schimmen.
- En het droevig zingen in het duister
met gewrongen tongen...
Die eentonige klacht der Monatti
Die lijdende scharen, die hun broeders,
dragen als stapels
als walmende stapels mest
waarop de davidster droevig kraait
als men bij opzettelijke vergissing een levende begroef
die niet bewoog.
Sarah.
- Och...
Schimmen.
- Gaat gij nu bij haar, Monatti?
Monatti.
- Waarom wachten?
Weet dat nachten van wachten langer graven, wroe-
ten groeven voor in je hoofd.
Schimmen.
- Eenzame mannen, grijpen uwe vlammende handen
reeds naar haar?
Sarah.
- Wie is daar?
Schimmen.
- Monatti, roerloos staren u haar aan
Als gele kevers, graven haar graf
Monatti.
- Als dodenwachten
Sarah.
- Och...
Monatti.
- Zijt gij niet dood?
Schimmen.
- Haar borsten zijn droog
Monatti.
- Nog steeds niet dood?
Want wollen dekens worden schaars
Schimmen.
- Haar voeten zijn paars
Zie, haar geest zweeft: zij leeft
Haal haar nu nog niet
Monatti.
- Straks dan, als zij koud zal zijn, bedekt met bloemen
van ijs
Schimmen.
- Met wijn van de douw
Sarah.
- En kussens van doornen
Schimmen.
- Monatti, wacht
Haal eerst de lijken der buren uit de keuken
Sarah.
- Zij droogden uit
| |
[pagina 217]
| |
Schimmen.
- Strijk de zure geuren uit de lijken
Vergeet dit leed en werk aan hen
Sarah.
- Want de kans bestaat: het is misschien...
Monatti.
- Wij halen dan de anderen eerst
Schimmen.
- O. Monatti aan het werk
Sluit ook heimelijk de heilige rollen in de holen
Berg de kaftan bij de kandelaar in de kelder
Trek de priester en de vroedvrouw van de sponde
weg en roep:...
Monatti.
- O, Monatti
Raap uw makkers die geknakte halmen op
en draag ze in uw armen
laadt ze in uw karren
de buren
Spaar Sarah.
Leer teder zijn met haar als met sprokkelhout
Schimmen.
- Zo zullen zij branden
Monatti.
- De buren
Schimmen.
- In hete vuren
Monatti.
- Die hete vuren zullen Sarah warmen
Schimmen.
- En in fakkels het kind belichten
In toortsen uw toorn verlichten
O, Monatti, u verlichten die doden begraaft
Monatti.
- Gloed tot leven richt haar gezicht
Sarah.
- Indien gij wist...
Monatti.
- Stil...
Schimmen.
- Verre patrouilles naderen weer
Keren weer iedere keer
Sarah.
- Ouille-patrouille
Patrouille
Nu nog niet.
| |
4
Schimmen.
- Wat is het verleden?
Monatti.
- Ghetto
Schimmen.
- Wat is het heden?
Monatti.
- Ghetto
Schimmen.
- Wat is de toekomst?
Monatti.
- Arm kind.
| |
5
Sarah.
- Rond mijn hart als rond mijn stad klemt een stalen ring
Schimmen.
- Eens breekt die toch
Monatti.
- Nu smacht hij de vrijheid
Schimmen.
- Slacht het komende leven
Monatti.
- Het komende kind
| |
[pagina 218]
| |
Schimmen.
- Waak, wachters op de muur...
Stap doorheen dit uur nog argeloos
Moordt in de arena, de ring die ons prangt
Moordt de vrijheid, het leven,
Moordt met ons, uw kinderen
Sarah.
- Uzelf.
| |
6
Schimmen.
- In schoollokalen saamgebracht
Sarah.
- De moeder Maria, ontkleed
Schimmen.
- Als zwarte eenden achter elkaar in rij
Sarah.
- De zuster, Ida, gemerkt
Schimmen.
- Gebrand met een gloeiend piekijzer op de plank van
de voet
Sarah.
- De dochter Anna van een nummer voorzien als vee
Maria, Ida, Anna... O, wee...
Schimmen.
- In het lager: geschoren, het hoofd, de huid
Gewrongen de polsen, de benen gekraakt op het
rhythme der rails en...
Zo bolden de treinen verder...
Monatti.
- Tot slot: Zich verhuren voor een paar kogels en een
vlugge dood. In een houten barak op de Poolse vlakte.
Aan soldaten in tragisch verlof. Van het front. Voor
een week.
Grijsgrouwe slijksoldaten.
| |
7
Sarah.
- Gij zijt over mijn lichaam gegaan
Monatti.
- Soldaten
Sarah.
- Gij hebt uw geweren gegrepen
Monatti.
- Soldaten
Sarah.
- Hebt zonder meer ons gedood
Monatti.
- Soldaat
Sarah.
- En uw eigen smaad in mij vermoord
Uw eigen zaad gesmoord
Daarna.
Schimmen.
- In water, in aarde, in gas
Gestoten, gesleept, getrapt
Sarah.
- Als ik
Geknakt
Schimmen.
- Ons en de kinderen.
| |
8
Kinderen.
- Wat heeft men van ons gemaakt?
Schimmen.
- Zwijgende houten stronken
| |
[pagina 219]
| |
Kinderen.
- Onvolgroeide bomen met zieke korsten op schrale
misvormde takken die wachten op breken en kraken
en op neer zijgen naast naakte mannen
Monatti.
- Naakte mannen hebben voor het heengaan hun kleren
weggeschonken aan het jongste dat nog ademt.
Schimmen.
- Nog steeds ademt
Sarah.
- Wee zal het mijne ademen?
Monatti.
- Heilige adem zal het blazen
Zielen warmen
Heilige adem en ontdooien later
alle schellen ijs op het geweten van Rome, Parijs
en de oude kou van Moskou
Schimmen.
- O, adem van Czenstochowa, ademende kind
Kinderen.
- Czenstochowa.
| |
9
Sarah.
- Wat zult gij doen, arm kind?
Kinderen.
- Witte ventjes tekenen op grouwe muren in kalk in krijt
Als witte helden van Walhalla
uit walg
Schimmen.
- Wat doen de andere kinderen?
Monatti.
- Zij drogen als stokken
pest, kramp en pokken
Sarah.
- Arme kinderen
Kind.
- Hoe brak een zijn been?
Kind.
- Hoe viel twee in zee?
Kind.
- Hoe brak drie zijn knie?
Sarah.
- Och... Zon. Lucht. Jeugd.
Er blijft niets van al dat spel.
| |
10
Schimmen.
- Van hoe ver komen de wolken gedreven die de zon
durven verduisteren?
Van waar komt het slechte gemoed gedreven dat on-
heil doet vermoeden?
Kinderen.
- Van waar stuurt men die boze vogels op ons af
die met hun eieren de aarde doen springen?
Sarah.
- Om het even.
Kinderen.
- Daar zijn de boze adelaars
Viegtuigen.
- Rr Rr Rr Rr...
Kind.
- Zeven zitten te beven
Kind.
- Acht werden verkracht
Kind.
- Tien nimmer gezien
Kind.
- Elf doodden zichzelf
Sarah.
- Och...
| |
[pagina 220]
| |
Monatti.
- Vliegende krieg-Kriegslawine-Kriegsmachine-Vliegmachine
Kind.
- Zeven, leven
Kind.
- Acht, kracht
Kind.
- Elf...
Monatti.
- Rollende donder, donkere bol: ontplof
Vliegtuigen.
- Bommende bom, bom bom, domme bom
Kinderen.
- Ouille-patrouille
Bommende bom
Alarm.
| |
11
Sarah.
- Ai...
Heel-al. Alles draait en graait. Ruk. Niets is heel.
Kracht. Wring sterren los. Spring band. Span zonnen.
Priemende schichten.
Patrouille.
- Mitraille
Sarah.
- Licht
Vliegtuigen.
- Bom
Schimmen.
- De patrouille nam de olielamp
Vliegtuigen.
- Bom
Monatti.
- Sluit nu de ogen
Nu hebt gij niets meer
Vliegtuigen.
- Bom
Kinderen.
De vlinders vlogen in de lamp
Het is nu veilig
De Monatti begroeven de verbrande vlinders
Schimmen.
- Zo raakt alles uit de kamer weg
Monatti.
- Ook gij. Kom nu met ons naar de putten
Vliegtuigen.
- Bom.
Sarah.
- Ai...
Breek eerst mijn mond uiteen met uw ijzers en breek mijn
tanden uit de kramp
Ik hijs wilde bergen tegen de wand die krijsen en hijgen
Ruk de klamme haren uit de wortels en de draden die
scheuren
Ik zal. Ik wil.
Schimmen.
- Druk dan, druk dan
Sarah.
- Kervende bajonetten
Monatti.
- Executeer
Sarah.
- Schok
Schimmen.
- Genade
Monatti.
- Schot
Schimmen.
- Het kind is daar
Monatti.
- O, Monatti ontbloot de hoofden en buig de kruinen
naar de aarde en wacht
Sarah.
- Beken vloeien vloeien sombere wolkendoorgang. Bloed-
verspilling. Kwelling. Voorspelling.
Het lichaam vloeit uiteen en de
adem glijdt zacht en licht neerwaarts over de planken
| |
[pagina 221]
| |
neerwaarts de deur onderdoor en kust het voetspoor van
mijn angsten en streelt en strijkt de zorg van het gelaat
van mijn kind af
en met starende ogen los ik mij op in het kloppende
hart van het wicht
en ik draai en wentel me rond de slinger der klok
en ik weet
ik ga hier nooit meer weg
Vliegtuigen.
- Rr Rr Rr Rr...
Kinderen.
- De vliegtuigen zijn weg
Schimmen.
- De moeder is dood
Monatti.
- Het kind ademt
Kinderen.
- Adem van Czenstochowa.
| |
12
Het ganse koor.
- De wegen zijn lang
En de paden kronkelen moeilijk
over de kadavers heen
Er liggen tanks en bijbels langs de baan
Wij strompelen door nevel en mist
die alle dode moeders over ons neerstorten
om onze tocht te beveiligen
Nieuw leven eist verse dood
Over granaten slepen wij ons
naar de bestemming
door gekleurde symbolen heen
Breken de kanonnen, de grenzen
En het stoeiende kind wipt
aan de hoopvolle stoet vooraan
achter de schim van de spelende geluksvlinder aan
Wij lopen op een baan waarvan wij het einde niet kennen
en volgen het kind
tot alles ophoudt te kraken
en wij het kind horen zingen in verre weiden over
de terreur heen en wij zien hoe het koele staal smelt
onder zijn zachte blik
Dan is de weg en het denken vrij
en voegen wij onze glimlach bij deze van Sarah
en wij vertellen haar
wat zij reeds weet
want waar zij is werden wij ontvangen als prinsen
omdat wij onze plicht hebben volbracht
en omdat alle adem
toch zin heeft te bestaan
in deze redeloosheid.
|
|