Tijd en Mens. Tijdschrift van de Nieuwe Generatie. Jaargang 1(1949-1950)– [tijdschrift] Tijd en Mens– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 204] [p. 204] T.-S. Eliot Een zang voor Simeon HEER, DE ROMEINSE HYACINTEN BLOEIEN IN SCHALEN langs de wand En winterzon sluipt langs de heuvelen van sneeuw; Het koppige seizoen houdt stand. Mijn leven is zeer licht, wachtend naar doods wind, Als een veder op de rug van mijn hand. Stof in zonlicht, herinneringen achtergelaten, Wachten de wind die verkilt naar het dood land. Geef ons uw vrede. Ik ben vele jaren lang door deze stad gegaan, Geloof en vasten hield ik, verschafte aan de armen brood, Nam en schonk eer en rust. Nooit wierp ik één verworpene van mijne deur. Wie zal mijn huis herinneren, waar zullen mijn kindskinderen leven Wanneer de tijd der smarten zal gekomen zijn? Ze zullen zich redden langs het pad der geiten en in 't huis van de vos, Vluchtend voor de vreemde aangezichten en de vreemde zwaarden. Vóór de tijd der koorden en gesels en lamentaties Geef ons uw vrede. Vóór de staties van de berg van desolatie, Vóór het zeker uur der moederlijke smart, Nu in dit seizoen der geboorte van het sterven, Laat het Kind, het nog niet sprekend en ongesproken Woord, Geven Israel's troost Aan een die tachtig jaren en geen morgen telt. Volgens het woord dat gij spraakt. Zij zullen U eren en lijden in elke generatie In glorie en spot, Licht over licht, stijgend de ladder der heiligen. Niet voor mij het martelaarschap, d' extase van gedacht' en gebed, Niet voor mij het ultiem visioen. Geef mij uw vrede. (En een zwaard zal uw hart doorsteken, Ook het uwe.) Ik ben moe van mijn eigen leven en de levens van dezen na mij, Ik ben stervend in mijn eigen dood, en de dood van dezen na mij, Laat uw dienaar heengaan Nu hij uw verlossing heeft gezien. Uit: ‘Collected Poems’. Vorige Volgende