De Tijdstroom. Jaargang 4
(1933-1934)– [tijdschrift] Tijdstroom. Tijdschrift voor kunst en letteren, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 550]
| |
Wat Hitler denkt over kunst.Op de ‘Kulturtag’ der partij te Nürenberg heeft Hitler in het Apollo Theater een lange rede gehouden waaruit wij, in verband met zijn begrippen over kunst, enige punten aanstippen. Onze revolutie, zegde hij o. m, ware nooit gelukt, wanneer zij niet gebaseerd was op een wereldbeschouwing. Maar daarom juist zal zij zich niet beperken tot de politieke doch ook uitstrekken over het kulturele leven van het volk. De door Joods internationalisme opgedrongen denkvormen hebben geleid tot verwarring op elk gebied. Het is beklemmend te zien, hoe in deze eeuw de Jood ook in ons volk zich aktief beweegt en alom licht wil verspreiden, zonder iets anders te bereiken dan een smakelooze illuminatie. Het gevolg was furieuze anarchie. Wij moesten de grote stromingen in het volk naspeuren en onderscheiden van vreemde elementen, die als een infectie van buitenaf toch het organisme van ons volk aanzienlik konden beïnvloeden zonder innerlik ermede verbonden te zijn. Dit is niet gemakkelik, temeer omdat ook de schadelikste idee diep kan doordringen. In het vervolg van zijn rede ging de rijkskanselier dieper in op de verderfelike invloed, die wat bloed en ras betreft vreemde elementen zijns inziens hebben gehad op kultureel gebied. In een uitvoerig betoog gaf hij uiting aan zijn verachting voor kunstenaars, die teruggrijpen naar voorbeelden van de grafiek uit het stenen tijdperken de kunst van negers. Het belang van het ras voor de vorming van een stijl en in andere opzichten beheerst deze gedachtegang, die in de rede verder werd ontwikkeld op het gebied van estetiek. De Führer sprak op spottende toon over lieden, die meenden, dat met het nationaalsocialisme de tijd was gekomen om begrippen en voorstellingen uit de Germaanse voortijd weer ingang te doen vinden. (Nota: Maar wie verwees Hindenburg naar het Walhalla?) Deze lieden hebben evenzeer ongelijk als zij, die met geweld nieuwe vormen willen forseeren, nu een ander tijdperk is aangebroken. Het onbekwame gestotter van Futuristen, Kubisten, etc., wordt ‘voor het volk ondragelik en uit een oogpunt van ras ongegrond’ genoemd. ‘Het is de uitdrukking van een wereldbeschouwing, die toegeeft, dat de verwording van alle bestaande voorstellingen, volken en rassen, en de vermenging ervan haar hoogste doel is’. Een uitlating, die aan het einde van de rede de aandacht trekt is: ‘De bewering, dat Duits denken onchristelik is, wijzen wij af met een lach’. | |
Een muziekkritikus... bij vergissing gefusiljeerd!Een dezer dagen verscheen in de ‘Neueste Münchener Nachrichten’, onder de rubriek ‘Ongelukken’, een lakonies doodsbericht, het overlijden meldende van dr. W. Schmid, de muziekkritikus van voornoemd blad. Dat de man echter in geheel andere omstandigheden aan zijn tragies einde is gekomen, heeft het Zwitserse blad ‘Der Bund’ aan het licht gebracht. Op de lijst van de samenzweerders en aanhangers van Roehm stond zekere Willy Schmid, oppergroepsleider van de Hitleriaanse stormafdeelingen. Een bevel was | |
[pagina 551]
| |
uitgevaardigd om deze Willy Schmid als hoogverrader neer te schieten. Van dezelfde stormafdeling maakte ook de muziekkritikus dr. Willy Schmid deel uit, hoewel hij nooit in een komplot tegen Hitler gemengd werd. De man zat rustig piano te spelen, toen hij plotseling werd aangehouden, dadelik naar de gevangenis overgebracht en er kort daarop gefusiljeerd werd. Wanneer men daarbij bedenkt, dat de ‘ware’ samenzweerder Willy Schmid reeds 3 uren te voren was terechtgesteld geworden, zal men zich rekenschap geven, met welke lichtzinnigheid en gewetenloosheid in het huidige Duitsland met een menseleven wordt omgesprongen... | |
Maxim Gorki in Pruisen verboden.Het Duitse politieblad meldt, dat de werken van Maxim Gorki, voor zover in de Duitse taal verschenen, in Pruisen verboden zijn. | |
Rondreizende boekerijen.Om Duitse plaatsen, die geen boekwinkels en biblioteken bezitten, van boeken te kunnen voorzien, zal het Kulturamt van het Duitse Arbeidsfront in samenwerking met de vereniging van Duitse boekhandelaren een boekerij in auto's stichten. Er zullen ongeveer 100 van zulke auto's rondrijden, waarvan ieder een leesbiblioteek van 1500 delen bij zich zal hebben. De eerste wagen zal in Saksen rondrijden. | |
Prijzen.In een harer laatste maandelikse vergaderingen heeft de Koninklike Vlaamse Akademie twee letterkundige prijzen toegewezen. Piet Schepens behaalde de August Beernaertprijs met zijn werk in twee delen over de Zweedse schrijver August Strindberg en aan Raymond Brulez is de Nestor De Tière-prijs te beurt gevallen voor zijn toneelwerk ‘De schoone slaapster’. De jury voor de driejaarlikse Staatsprijs voor Tooneelletterkunde is benoemd. Zijn aangewezen de hh. Herman Teirlinck, Em. De Bom, Herman Van Overbeke, Théo de Ronde en Ward Schouteden. | |
De aktualiteit van Vondel's ‘Bespiegelingen’.Prof. G. Brom, die indertijd promoveerde op ‘Vondel's Bekeering’ heeft na vijf en twintig jaren zich er toe gezet, een uitvoerig werk over de Dichter te schrijven. In verschillende tijdschriften publiseert hij er nu en dan hoofdstukken uit. De nieuwste ‘Studia Catholica’ openen met Brom's inzicht in Vondel's ‘Bespiegelingen van God en Godsdienst’. De toon is buitengewoon fors; de toon van iemand die zich zelf heeft vrijgevochten van veel verouderds en onwezenliks in de algemene Nederlandse literatuurbeschouwing en die ook Vondel wil vrijvechten van veel oude ballast. Het is zeer belangwekkend hem te lezen. Hier moge een bladzijde volgen: ‘Al vloekend tegen den antichrist van Rome, gingen meerdere Protestanten den Christus verliezen. Het Vleesch geworden Woord verijlde tot een denkbeeld, om geleidelijk als een waanbeeld te verdwijnen. Valsch spiritualisme, waarmee de Hervorming erfelijk belast bleef, begon van den Godmensch een abstractie te maken, tot de historische Jezus volslagen uit den theologischen Christus verdampte en alleen de naam Christus overbleef, die eindelijk nog te zwaar zou wegen. Nadat een dichter had voorspeld, hoe er door den gereformeerden dwang “atheïsten met hoopen” moesten gemaakt worden, en denkers als Bacon het geloofsverval aan de geloofsverdeeldheid toeschreven, voorzag Leibnitz nog bij Vondel's leven de eeuw van het rationalisme. Dus raakte Calvijn's heerschappij aan een einde, als ons volk tenminste ooit anders dan in schijn, den schijn van een geweldregeering, gereformeerd is geweest. Voorzoover het Calvi- | |
[pagina 552]
| |
nisme dan leiding aan de vaderlandsche beschaving gegeven had, bleek die in ieder geval zijn vat op de geesten kwijt te raken, toen meer en meer Hollanders zich verklaarden voor Socinus of Böhme of Spinoza. Vondel wendde zijn hoofd veerkrachtig met het vorderen van den dag, om elke beweging te volgen. Had hij in den morgen een half joodsche christologie bij de Gereformeerden recht gezet, bij het dalen van zijn avond moest hij de zuivere theodicee tegenover atheïsme en pantheïsme handhaven. De geest veranderde, nu Calvijn's hardheid in piëtistische weekheid omsloeg. Maar onwrikbaar als hij stond tusschen de partijen, wist de dichter, die een teeren toon van een Camphuysen met de diepe stem van een Revius verbond, de Collegianten even goed als de Synodalen te beantwoorden. Hij leefde lang genoeg om de leiding bij Protestanten aan anderen dan de preciezen te zien overgaan. Wat een bevestiging van hun onbestendigheid! Na het geloof zonder de werken preekten ze een werken zonder geloof. Moe van tegenstrijdige leerstukken, zocht Heidelberg de hoogeschool van de gereformeerde katechismus, Spinoza als verkondiger van “den eenvoudigsten en algemeensten godsdienst” voor een katheder te winnen. De omkeer kon niet krasser bezegeld worden, want Spinoza's noodlotsbeginsel had de voorbeschikkingsleer van Calvijn ruim zoo sterk verborgen als Luiken's boetelied het verder de heilsboodschap van Luther ging doen’. | |
De Brieven van Erasmus.Dezer dagen is het achtste deel verschenen van de brieven van Erasmus, uitgegeven door P.S. Allen. Wat dit deel ook belangrijk maakt, dat zijn, naast vele brieven aan en van Erasmus' geleerde vrienden, als Yves, Amerbach, Frobenius e.a., een paar briefjes betreffende Thomas Morus en zijn gezin. Ofschoon niet van zeer grote betekenis, verdient het toch opmerking, dat drie Hollandse humanisten meermalen in deze brieven worden genoemd als de vertrouwelingen van Erasmus, namelijk Palesius, Cannius en Crocus Quirinus. Palesius, Erasmus' meest vertrouwde famulus, bekwaam latinist, is in 1572, als burgemeester van Haarlem de marteldood gestorven, door de Geuzen tijdens het beleg opgehangen. Cannius, de kundige secretaris van Erasmus voor de Griekse handschriften, die hij ontcijferde en afschreef, vindt men later terug te Amsterdam als pastoor van de S. Catharinakerk, en rector van het S. Ursulaklooster, of het Begijnhof, waar nog zijn mooi portret wordt bewaard. Beide famuli zendt Erasmus herhaaldelik op reis naar Vlaanderen en Engeland om brieven over te brengen en op te nemen. Het grote nut van deze brieven van en aan Erasmus, is, dat zij ons laten medeleven in zijn kringen, veel meer dan een gewone levensbeschrijving kan doen. We vernemen hun eigen woorden, en hun ogenblikkelike mening over allerlei gebeurtenissen, waarvan het historiese belang eerst later door ons kan worden beoordeeld. | |
Eugene O'Neill is katoliek geworden.De Amerikaanse toneelschrijver Eugene O'Neill heeft zich bekeerd tot het Katolisisme. Deze overgang verbaast eigenlik niemand, die met het werk van de bekwame dramaturg bekend is, want onbewust, of zoo gij wilt: onderbewust, gaf hij aan zijn spelen steeds een religieuse tendenz, die sterk heen wees in de richting van het Katolisisme. Het duidelikst blijkt dit uit zijn jongste werk, getiteld ‘The Day without End’ (De dag zonder einde), dat in Amerika en Engeland met groot sukses wordt opgevoerd. Over dit spel schreef G.K. Chesterton: ‘In zijn jongste drama beschouwt O'Neill het feit, dat de kristelike levensbeschouwing steeds een wereld vol wilde, dwalende, wanhopige, wantrouwende en ontken- | |
[pagina 553]
| |
nende teoriën overleeft, terwijl die teoriën niet de moed ontwikkelen om deze waarheid onder het oog te zien’. Verder zegt hij ‘van al de vele belangwekkende dingen, die uit Amerika overkomen naar Europa, vind ik zelfs gedurende deze hevig belangwekkende periode van Roosevelt's mannelik en avontuurlik Presidentschap niets zo belangwekkend als het nieuws over het jongste drama van de geniale schrijver O'Neill’. | |
Een bundel gedichten van Paul Claudel.Bij de uitgeverij Gallimard te Parijs verscheen een kleine verzamelbundel van verzen door Paul Claudel, door den dichter speciaal bijeengebracht voor de vrouwen van Frankrijk, België en Canada (waar men veel Fransch leest) onder de titel: ‘Ecoute, jeune fille’. Weliswaar brengt deze bundel slechts enkele ongepubliceerd teksten, terwijl het meerendeel opgenomen gedichten ontleend werd aan ‘Corona Benignitatis’. Weliswaar brengt deze bundel slechts enkele andere boeken van den dichter. Maar omdat de prijs niet meer dan drie frank bedraagt en omdat men in dit kleine boekje werkelijk eenige der schoonste van Claudel's gedichten bijeen vindt, meenden wij onze lezers een dienst te bewijzen door hun aandacht op deze uitgave te vestigen. Wie Claudel niet kent heeft hier een goed object ter kennismaking. | |
Aanbod aan onze lezers.Uit oorzaak van werkloosheid, uiterst voordelige overname van een inschrijving op de ‘Katholieke Encyclopedie’. Reeds zes delen verschenen. Aanvragen zenden aan de redaksie met vermeldiig van de letters M.M. |
|