| |
| |
| |
Nederlands Proza
Boeken van vrouwen Jan Vercammen
Laat ik vooreerst wijzen op een herdruk van Carry van Bruggen's ‘Heleen’, het werk dat haar, naast ‘Het Huisje aan de Sloot’ voorgoed een eigen plaats verzekerde in onze literaire wereld. Dit laatste werk werd voor enkele maanden hier besproken. Verschillende verhalen in realistiese trant waren deze beide boeken voorafgegaan. Genoemde werken betekenden een merkwaardige versteviging van haar talent en een verdieping van haar realistiese kijk op leven en dingen. Schrijfsters die de kracht van deze bezitten ontvallen ons altijd te vroeg. Carry van Bruggen heeft iets manneliks en positiefs in haar werk en het getuigt tevens, benevens van een diepe liefde waar het over het Joodse leven gaat, van een hoog-menselike deernis, als hier in ‘Heleen’, een boek dat zich vooral door zijn inzichtige psykologie onderscheidt. Carry van Bruggen heeft hier met een echt-vrouwelike intuitie een ziel gepeild, die door het leven tot het laatste toe wordt verstoten, al blijkt aan de laatste bladzijde van dit boek het leven van Heleen niet ten einde. De schrijfster heeft hier uitdrukking gegeven aan haar eigen pijnigende onwetenheid inzake de doelmatigheid van alles wat het leven in ons vormt. Het noodlot, dat hier enkel in onrust wordt gevolgd, zal enkel in ‘De Grondgedachte van Prometheus’ worden aanvaard. Dat betekent de bezinning, om het woord van Frans Coenen te gebruiken, die voor ‘Heleen’ een merkwaardige studie als inleiding schreef. Dit verklaart ook meteen het pessimisme dat zo diep een der kenmerken is van dit boek.
Heleen is de vrouw, die bij gemis aan opvoeding, op zichzelf geheel haar leven bouwen moet en gedurig wordt verschalkt door het mysterie van zichzelf en anderen. Interessantst wordt Carry van Bruggen als Heleen tegenover één mens komt te staan. Ze krijgt ons niet zo diep te pakken, als het over de mensen in het algemeen gaat. Hier vervalt zij niet zelden in herhalingen, die eer hinderend aandoen, maar bijna onvermijdelik aan de vorm verbonden zijn. Het is een zwakheid van Heleen dat ze te veel de mensen zoekt. Want wij zullen in de stilte van eenzaamheid de verklaring van het mysterie dichter aan ons voelen en ze misschien horen, als we eenmaal daarvoor sterk genoeg zijn geworden.
We trekken allen met een woordloos lied
Ons hart terug uit een reeds oud verlangen
maar laten het weer gauw en ganslik vangen
als een wanhopige door 't ruisen van wat oeverriet.
Dat is ons heerlike onstandvastigheid:
bedriegelike diepte met haar luwend zingen,
en als we ons hart die dronkenschap ontwringen,
staat als een katedraal voor ons onze eenzaamheid.
We treden in het eindloos schip: hier is het groot begin
des harden wegs, omvangen door pilaren,
Maar hier zal het mysterie zelf zijn zin,
kind van dit heiligdom, in vreugde baren.
| |
| |
Eenzaamheid is trouwens niet de volstrekte psychiese en fyziese afzondering van een bepaald individu. Zij sluit niet de kommunie uit met een menselik wezen, dat we diep voelen ons de vollediging van ons eigen onvolkomenheid te brengen, maar wel de sociale bekommernissen, die veelal tot het domein van konventie en zwakheid behoren. Of is het niet waar wat Nico van Suchtelen schreef over ‘machtelooze individuen die hun minderwaardigheid trachten te ontkennen door zichzelf als leden der soevereine massa tot goden te verheffen’? De oplossing ligt hierin dat we vooral mens blijven en dat dan zo volkomen mogelik trachten te worden.
Het is het fatum van Heleen dat zij tegenover honderd problemen wordt gesteld, die voor een gewoon mens geen problemen zijn, doodeenvoudig omdat hij ze voorbijgaat, zonder te voelen dat hij een levenswaarde negeert. Maar Heleen vindt het Ariadne-draadje niet in de doolhof. Integendeel. Het verlies van haar illuzies is voor haar het verwarren en vervagen van al wat de wereld inhoudt, de mens inkluus. Haar levensgang krijgt zijn betekenis, mede door het feit, dat zij niet dat hoger weten bezit, dat wij geloof noemen, enkel een zeker geloof in het leven, dat echter niet steunt op een hoger geloof, dat de oplossing van vele vragen in zich bevat. Maar het is niet haar schuld, want we weten, dat het geloof een gave Gods is.
Voor ons, die door de nieuwe zakelikheid zijn gevormd, zij het ook soms niet altijd zonder tegenzin, is dit boek misschien wat te veel een eksperimenteren met gevoelens, anderzijds echter, behoort het tot de psycho-realistiese sfeer. Het lezen is soms wat vermoeiend, maar om de zielkundige rijkdom zeker een genot.
| |
Marie Schmitz
Marie Schmitz heeft niet de naam die Carry van Bruggen verwierf. Nochtans hebben ook haar vorige romans ‘Marietje’ en ‘Aan het Overzetmeer’ de aandacht op haar naam gevestigd. Bij haar meer dan bij de vorige schrijfster komt vooral het teer-vrouwelike tot uiting, zo zelfs, dat het soms tot het gevoelerige overslaat. Het lyriese element is niet klein in ‘Als een bloem in den wind’, maar stoort het meestal niet. De natuurschildering is werkelijk evokatief in de Zuiderse episode bizonderlik fijn in eenklank met het psychies verloop gebracht.
Line slijt haar donkere jeugd tussen een zieke moeder en liefdeloze verwanten.
| |
| |
Toch heeft ze de kracht een droom te bouwen, die geheel onverwacht in vervulling gaat, door de liefde van een rijk geleerde die haar meevoert naar het zonnige Zuiden. Daar beleeft ze de volheid van haar geluk, tot een finantiële krisis en de dood van haar man alles neerslaan. Ze komt terug naar Holland en een droom is alles wat ze bij houden kan van wat eens werkelikheid is geweest. En zelfs die niet, want ze voelt hem haar verder en verder ontzinken. Maar hij laat haar sterker en innerlik verrijkt achter.
Dit verhaal, dat flink is gebouwd, is met een warm hart geschreven. Ook op dit leven weegt en fatum zonder uitkomst, en wat het pijnlikste is: zonder zin voor haar. Het is opvallend, hoe in deze boeken de mensen zonder geloof geen weg met hun leven weten. We voelen in hun aanvaarding een gedwongenheid, die ons belet ze in het werkelik leven over te plaatsen. Het literaire element primeert het reële.
Laten we ook opmerken dat het leven van Line ten onder gaat vooral omdat zij het juiste inzicht mist in de orde der levenswaarden. Ook zonder ons geloof zouden we niet aanvaarden dat het integrale geluk afhankelik zou zijn van het bezit. Want al sterft de geliefde man, op het ogenblik van zijn finantieel débâcle, het verlies van het bezit is hier werkelik de oorzaak van alles. Mag ik zeggen, het detoneert wel, nadat we ons in zo groot een liefde hadden ingeleefd. Een liefde, die op zichzelf reeds een genoegzame bestaansreden was voor twee menselevens, indien zij slechts dat bezit hadden begrepen. Liefde is geen bereiken, geen ontmoeting (daarvoor wordt ze hier wel gehouden) liefde is de vervulling van een streven, de hoogste vorm van het oermenselike streven naar volmaaktheid, die geluk is. En het streven zelf is geluk, omdat het leeft van het gedurige mysterieuze nabijzijn der vervulling. Een streven, dat sterkte vraagt, zonder dewelke het aan alle zelfs materiele oorzaken van ondergang wordt blootgesteld.
Dat zou nog meer gebleken zijn indien er minder afwijkingen in het verhaal waren geslopen, i.a.w. indien het strakker was gehouden. Dit soort kamoeflage doet echter ook af aan de waarde van het boek als literair werk in brede zin.
| |
| |
| |
Marie Koenen
Marie Koenen is de enige katolieke onder de hier behandelde romancières. Haar ‘De Andere’ is dan ook geheel op katolieke grondtoon gebouwd. Bij vergelijkingen als deze zien we klaar, hoe het katolicisme het zwaartepunt der konflikten, een plaats geeft, die een heel andere is daarbuiten. Op die waarheid is in de laatste tijd meermalen gewezen, o.a. bij de romans van Walschap.
Het groot konflikt van ‘De Andere’ is er dan ook een zedelik: de opstanding uit de zondeval, een vorm van het problema der genade: de loutering door het lijden... De klemtoon valt duidelik op de kristelike vergevingsgedachte. Het is een stil boek, dat iets van een overweging heeft. Het is vooral rustig, wat tegenwoordig een zeldzaamheid is. Voor de vrouwelike hoofdpersoon geldt niet vooral het erotiese element, wel de vroomheid die door haar eenvoud diep treffend is.
Bijkomende konflikten zijn: de strijd van het nieuwe met het oude (geen van beide overwint bepaald) en dat van een priester, die door zijn politieke bemoeiingen mede oorzaak wordt van Giel's val, wat hij berouwvol erkent en tracht goed te maken.
Niet altijd zijn de psykologiese feiten voldoende verantwoord. De figuren zijn niet altijd scherp genoeg getekend om ons te doen geloven in de wendingen van een menseleven. Het blijft soms bij een soort suggestie, die wel klaar genoeg is maar omzeggens te embryonair blijft. Aan het begin schijnt het zo of Marie Koenen haast heeft tot het huwelik van de twee hoofdpersonen te komen, waar de eigenlike roman ook begint.
Dat alles neemt niet weg, dat Marie Koenen hier blijk heeft gegeven alleszins betere romancière dan dichteres te zijn. Ze kent de wereld die ze beschrijft en de gave bladzijden die werkelik in deze met warm hart geschreven boerenroman voorkomen, maken hem tot een voor het vrouwelike kamp der Nederlandse romankunst zeker niet onbelangrijk boek.
Marie Koenen kan trouwens een roman bouwen. Ze houdt de draad stevig vast en volgt een zekere weg. Ze heeft het niet nodig haar objektief te verplaatsen, om ergens langs een omweg overheen te komen. Ware deze roman door een man geschreven, met het talent van Marie Koenen, sommige passi zouden aan kracht gewonnen hebben, wat het evenwicht van het verhaal zeker ten goede ware gekomen.
| |
| |
| |
Josine Reuling
Groter kan de stap moeilijk zijn, dan die van Marie Koenen tot Josine Reuling. Hier wordt zelfs de tragedie (als die er is) niet ernstig opgenomen. Het enige wat hier aux sérieux wordt genomen zijn de ‘ideën’ over vrouwenemancipatie in praxis gesteld. Maar dan op een speciaal vrouwelike wijze, t.t.z. dat Josine Reuling daarvoor een kousestopper van 'n man nodig heeft. Het zou natuurlik anders niet gaan. Maar die man uit dat boek van haar doet het hem niet, hoor! Hij verderft al dadelik de atmosfeer. Die man is trouwens maar een vriend, waarmede Bep samenleeft. Hoewel Josine Reuling het eigenlik niet te bont maakt, wordt het niet een verhaaltje waarvan we de lezing kunnen aanbevelen.
De tietel is karakteristiek. Liefde is hier inderdaad enkel een intermezzo, alhoewel haar groei en neergang werkelik met talent zijn getekend. Deze schrijfster heeft trouwens een zeer behoorlike stijl en vertelt smakelik. Psychologies treft zij vaak de juiste toon en kan zij de vergelijking met de hier geciteerde namen best doorstaan. Toch is er een zekere oppervlakkigheid, die dit ‘Intermezzo’ na ‘Sara Vierhout’ niet als een groei kan doen aanvaarden.
Alhoewel Josine Reuling hier even suggestief vertelt en even juist en trefzeker schildert, is er vooral het subjektieve element, dat ons hindert. We horen de schrijfster te veel, niettegenstaande dit kenmerk wel een zekere bekoring uitmaakt, nl. omdat we tevens een warm medeleven voelen, dat evenwel eenzijdig blijft.
Laat het volgende intermezzo van Beb maar eens gebeuren met werkelik een man. Mogen we Josine Reuling daar verwachten?
| |
Elizabeth Zernike
Vooral ‘David Drenth’ heeft de naam van Elizabeth Zernike gevestigd. Deze schrijfster behoort zeker tot de beste onder de Nederlandse romancières.
In ‘Het Buurmeisje’ geeft zij ons een brok leven van studenten en studentinnen op de H.B.S. Hoewel niet naar het realistiese recept geschreven, steunt het verhaal op een zakelike realiteit, die echter door het warme hart van de schrijfster is gegaan.
| |
| |
Het einde van deze brok leven is het begin van het grote leven: het verlaten van de H.B.S. De jongens en meisjes uit dit boek hebben niet nodig geïdealizeerd te worden om onze belangstelling op te wekken. Met een uitzonderlik fijne intuitie weet Elizabeth Zernike in de ziel van haar jeugd te dringen en ons die in volle eerlijkheid te laten doorschouwen. Want dat is het werkelik, alle oppervlakkigheid is hier ver, dit boek doet begrijpen.
Zonder de sprankelende speelsheid van Josine Reuling heeft Elizabeth Zernike toch een gedrongen levendige stijl.
Het gaat hier niet over typen, zoals dat vaak het geval is in boeken over schoolkinderen. En het is ook niet voor kinderen geschreven. Zomin voor wat stijl als inhoud betreft.
El. Zernike neemt de jeugd zelfs wel eens te ernstig. Ze weet het, en het is misschien een kwestie van genegenheid. Maar veel van wat jeugd zegt, heeft soms zelfs niet voor haarzelf, de ernstige waarde die El. Zernike er aan geeft. De inhoud van dit boek heeft trouwens enkel, behalve literaire, psychologiese waarde. Zo is het niet richtinggevend noch is het de oplossing of zelfs maar het aanduiden van een centraal konflikt. Maar El. Zernike schrijft zodanig dat het even boeiend wordt als een aan gebeurtenissen rijke roman. Hier gebeurt niets dan het daagse leven der studerende jeugd, maar elke dag heeft hier het grote belang, dat hij voor de jeugd werkelik heeft.
Carry van Bruggen: Heleen. - Enkele bladzijden uit Heleen's dagboek. - Uitg. Wereldbibliotheek, Amsterdam. - Keurband 49 fr. |
Marie Schmitz: Als een Bloem in den wind. - Uitg. Wereldbibliotheek, Amsterdam. - Keurband 39,90 fr. |
Marie Koenen: De Andere. - Uitg. Wereldbibliotheek, Amsterdam. - Keurb. 49 fr. |
Josine Reuling: Intermezzo met Ernst. - Uitg. Nyghen van Ditmar, N.V. Rotterdam. |
Elizabeth Zernike: Het Buurmeisje. - Uitg. Wereldbibliotheek, Amsterdam. - Keurband 39,90 fr. |
|
|