kruiwagen. En peisde nu dat die kruiwagen terugkwam? Jaat!... maar dàar nie, hè? Zijn hand wijst naar links: die poort, en dan naar rechts: dàar kon 'm zijn kruiwagen 't onderste-boven terugvinden, sè, in 't hofke van de statie. Er gaat 'n grommelend lachske op in de kring der luisteraars. Jûleke buigt zich voorover, zijn wijsvinger illustreert zijn woord, zo vlak bij de neus. En weet wel, dan ben ik nog hèel goed geweest, hè! Da 'k 'm nog tot daar terugbracht! jaat! Maar zo beest wil 'k nog niet zijn... En Jûleke strompelt weg, zo ineens. Ge kunt morgen eens gaan zien, zegt hij nog. De karremaat pinkoogt en lacht boven de anderen uit.
't Wordt een beetje koel en ze slenteren naar binnen op de grillige maat van hun wandelstokken. Er is nog wat zon in de bovenste kruinbladeren.
Wijl het meesterwerk van de skulpteur naar de tentoonstelling gaat, waar de koning verwacht wordt, loopt Jûleke tussen de berries.. Die vracht patatten is zwaarder dan ooit en in het berg-op zegt Jûleke's maat wel drie keer: hardjie! Hij zelf trekt voor twee. Allee, Juul, hardjie! - Laat ons ne keer rusten, 't is verdekke warm, zegt Jûleke. De andere beziet hem boos, doe dan vernonde uwe pardessus uit. Jûleke mompelt: Kom maar, 't is de moeite niet! Twintig meter verder moet Jûleke weer rusten. Hij doet dan zijne pardessus maar uit, klampt de berries vast, hardjie! hij lacht van inspanning, maar zijn beentjes bibberen in de broekspijpen. Als de patatten afgeleverd zijn, gaat de maat tussen de berries. Kruip maar op de kar, Juul, want ge zijt muug! Jûleke zit in het karreken, voorovergestopen: hij pozeert. Elke bots bonkt door zijn lijfke, schokt een kurve in zijne schone rug en een plooi in zijne pardessus. Hij pozeert, niemand beziet hem. Pas oep! zegt Jûleke, maar de andere hoort het niet en hij zou nieteens weten waarom; de baan is vrij.
Jûleke zit op de slip van zijne pardessus, maar de ressort van het karreken doorschokt zijne ruggegraat. Elke bots rimpelt naar zijn hart. Hardjie, kreunt Jûleke! De trekmaat hangt achterover in de berries voor 't berg-af.
Hij stopt voor de poort van Oliveten: allee, alleman afstappen!