De Tijdstroom. Jaargang 4(1933-1934)– [tijdschrift] Tijdstroom. Tijdschrift voor kunst en letteren, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 385] [p. 385] [De Tijdstroom 1934 nr. 9] De engel van den nacht René Verbeek Ze liggen samen in het hoge nest de maan dreef voorbij. mijn duisternis groeit volkomen. maar de stromen hingen hun zingen in het wisen van hun bloed. de ogen zijn niet meer maar de oevers blinken onder de geloken wimpers prachtiger dan mijn zwaard. vergeefs dit zwaard. want nimmer ontroof ik hun de tuin waar zij beminden het land waar zij vervoerd door voeren nog minder in de dood - Eén die mij gebood over hen te staan en te slaan als het uur gekomen is heeft - toen het heimwee naar zijnparadijs deze twee in elkander dreeff en de reis begon met het diep erbarmend kussen van ieders leed en ieders donkre wonden - de aloude smet der vaderen uitgewist. hun harten werden voor ewig éen gemerkt in een verbond met de ongeschonden aarde en zo vervuld van haar oevers en stromen en andere tekens in de duisternis dat ik niets ontroven kan aan deze man en 't kleine lief dat in zijn handen ligt, nog minder in de dood - als ik sla word ik een schitterend licht. Vorige Volgende