De Tijdstroom. Jaargang 4
(1933-1934)– [tijdschrift] Tijdstroom. Tijdschrift voor kunst en letteren, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 228]
| |
Leven
| |
[pagina 229]
| |
stand door zijn gezondheid en zijn vruchtbaarheid de jeugdbron van de natie. De volkeren ontaarden in de groote steden (die ‘menschenetende gedrochten’, zooals Gezelle ze noemt); van het land moet gedurig aan de vernieuwing, de bloedopfrissching komen. Gaat de boerenstand ten onder, dan is een volk verloren. Daarom heeft men door beperking van den invoer van vreemde landbouwproducten de prijzen der inheemsche voortbrengsels verbeterd en door het ‘Erbhofgesetz’ (erf-hoeve-wet) maatregelen getroffen opdat de kleine hofsteden niet langer verkocht of verdeeld zouden worden. Een andere factor van belang in het volksorganisme is de arbeiderstand. Het werkloozenprobleem is derhalve krachtdadig aangevat geworden, met het gevolg dat reeds aan twee en half millioen werkloozen werk verschaft is. Bij deze gelegenheid wil men een zoo groot mogelijk aantal werklieden tot bodemvaste landbouwers maken. Het nieuwe Duitschland gelooft niet meer dat de schoorsteenen der industriesteden naar een betere toekomst wijzen; ‘terug naar moeder aarde’ is de leus. De ontginning van veen- en heidegrond zal weliswaar geen grooten rijkdom opleveren, doch zij doet den Duitschen grond vruchten dragen en het werk in open lucht is zedelijk en lichamelijk gezonder dan fabriekarbeid. Een verdere maatregel die in het belang van een moreel en physiek gezonde nakomelingschap werd genomen is de wet die het steriliseeren voorschrijft van met erfelijke kwalen behepten en het strafwettelijk sexuëel onschadelijk maken van zeker soort perverse misdadigers. Deze wettelijke bepalingen zijn in het buitenland veelal afgekeurd geworden; om er de goede zijde van in te zien moet men ze beschouwen niet van het standpunt uit van de rechten van het individu, doch met het oog op het welzijn van het groote volkslichaam aan welks belang, volgens de nationaalsocialistische opvatting, de rechten van den enkeling ondergeschikt zijn. Opgemerkt dient ook dat de sterilisatie zonder eenigerlei verminking geschiedt, iets wat de buitenlandsche critiek doorgaans voorbij heeft gezien. Wat nu de binnenlandsche politiek aangaat: de grootste staatsmansdaad van Hitler is m.i. op dit gebied de instelling van stadhouderschappen in de Duitsche landen (als b.v. Beieren, Saksen, | |
[pagina 230]
| |
enz.) en de afschaffing der landdagen (d.w.z. regionale parlementen) waardoor het Rijk in politiek opzicht gecentraliseerd wordt. Ten gevolge daarvan viel ook het Fransch gezantschap te München weg, en wordt aan Frankrijk een mogelijkheid benomen nog langer in Zuid-Duitschland tegen Noord-Duitschland te stoken. Daardoor wordt het werk van Bismarck, de éénmaking van het Rijk, voltooid. Dat zijn m.i. de belangrijkste verwezenlijkingen van Hitler. Vooraleer mijn brief te sluiten, wou ik nog een paar woorden in 't midden brengen over datgene wat aan het Derde Rijk doorgaans verweten wordt, namelijk: antiintellectualisme, antiindividualisme en militarisme. In zekeren zin is het Derde Rijk antiintellectualistisch, in een anderen zin niet. Het komt er op aan hier niet mis te verstaan. Het nationaalsocialisme verwerpt het eenzijdige intellectualisme dat de gevoelselementen waarop de waardigheid van het mensch-zijn en de gezondheid van het volksorganisme berusten stuk redeneert of ontleedt en aldus de zedelijkheidsbegrippen ondermijnt en het volksorganisme ontbindt. Er bestond zoo'n intellectualisme in de Weimarer republiek waarvoor het heiligste niet veilig was; de ziel, het ondeelbaarste en onontkleedbaarste, werd ook al ontrafeld door die waanwijzen! Het Derde Rijk verlangt dat de geest en de producten van den geest de grondslagen van het leven van volk en individu eerbiedigen. Zonder een minimum aan moraal en godsdienst kan geen volk op den duur bestaan. Voor een absoluut individualisme, dat de rechten van het individu voor zich opeischt doch zich niet van de plichten van het individu tegenover de maatschappij bewust blijkt, is evenmin plaats in het Derde Rijk als voor het allesontbindend intellectualisme. Wèl is er plaats voor een relatief individualisme, d.i. voor cultuur der persoonlijkheid die haar plichten tegenover het volksorganisme, waar ze toe behoort, erkent en vervult. Wat het militarisme van het Derde Rijk betreft: de mogendheden die aan Duitschland militarisme verwijten zouden wijzer doen de hand in eigen boezem te steken. Frankrijk en zijn handlangers (in de eerste plaats België en de kleine Entente) bezitten samen een militaire macht zooals de wereld er nog nooit een | |
[pagina 231]
| |
gezien heeft. Aan het ontwapend Duitschland militarisme in de schoenen te schuiven als het eindelijk rechtsgelijkheid verlangt en dientengevolge ofwel alzijdige ontwapening ofwel de mogelijkheid om zich militair te kunnen verdedigen tegen de bestendige bedreiging van zijn openliggende grenzen is m.i. een bespotting van het onderscheidingsvermogen en den gerechtigheidszin van alwie nog in staat is eenigszins objectief te denken.
Met de meeste hoogachting,
Uw dw. N.N. |
|