| |
| |
| |
Boekbesprekingen
Prof. A. Schellinckx M.S.C. - Beauraing. - Naar een bovennatuurlijke verklaring. J.J. Romen en Zonen Roermond Gen. 12 fr.
Een flink gedokumenteerd en zoveel mogelijk volledig boek over de wondere feiten van het Waalse dorp. Na een kort overzicht der feiten geeft de schrijver enkele inleidende beschouwingen over met de feiten samenhangende begrippen. Hij beschouwt de waarheid der verschijningen van histories en van teologies oogpunt. Dit laatste groeide uit tot de helft van geheel het boek. Hij verdedigt dus het bovennatuurlijk karakter der zgz. verschijningen tegenover Prof. Fransen, Prof. Dr. A. Janssen, Dr. De Greef, Dr. Ladon, Dr. P. Van Genuchten, enz. mensen, die zeker ook wel een woord mogen meespreken in de behandeling van dit geval.
Het boek van Prof. A. Schellinckx zal in ieder geval niet kunnen gemist worden voor een objectief oordeel over de wondere feiten, die miljoenen geesten bezighouden. Zo diep als hier de schrijver peilt hebben we het nog geen kommentator van Beauraing weten doen.
P.V.
| |
Julia Tulkens. - Liederen bij schemeruur. - Uitg. ‘Kunst bij Kaarslicht’. Diesterschestraat, 52 Leuven.
Dat deze bundel gedichten voorafgegaan is van een inleidend woord van Hélène Swarth vinden we minder gelukkig. Het zegt trouwens niet veel. De reproduksie naar een schilderij van Pierre Abattucci is niet bizonder gelukt.
Het beste van dit boek zijn gelukkig de gedichten zelf, en hierom gaat het.
Deze bundel bevestigt, wat hier reeds werd gezegd bij de bespreking van haar bundel kindergedichten, dat Julia Tulkens een zeer eigen en lief geluid in onze poëziewereld heeft aangeheven. In ‘Liederen van Hilda’ lag een schone verwantschap met de Duitse dichteres Ruth Schaumann in haar kinderpoëzie. En dat is veel gezegd.
Hier lijkt de dichteres meer verwant aan Alice Nahon, ze is zelfs in sommige passi pregnanter. Zij haalt het wel eens niet in zake ambachtelike vaardigheid, maar ze schijnt me eerliker te zijn in haar gedichten, waarin eveneens het konfessioneel element overheerst.
We wensen deze begaafde dichteres dat ze zich kunne vrijmaken van een zekere sentimenteliteit (die diminutieven!) die de zuiverheid van een vers hier en daar wel eens vertroebelen; dat ze niet, zoals Alice Nahon, verzande in zelf-herhaling, maar het gezichtsveld van haar poëties beleven breder en breder uitgroeie. Ze moet het verwijt van individualisme niet vrezen (dat is voor een dichter eer een erenaam!) maar ze mag zich niet opsluiten in haarzelf. Dat ze de schoonste mogelikheden ontdekke in haar kracht om boven de desilluzie van het leven uit te stijgen.
We luisteren intussen bekoord naar haar lied, en als de slottoon is verklonken blijft in ons een schoone verwachting levend naar de groei van deze begenadigde vrouwenziel.
J.V.
| |
Léonce Pingaud. - Bernadotte et Napoleon. - Bibliothèque Historique ‘Plon-Paris’. 15 ffr.
Er is onder de persoonlikheden van het eerste keizerrijk, geen eigenaardiger figuur dan Bernadotte; deze soldaat die het tot maarschalk brengt, deze wilde republikein die zich op de koningstroon van Zweden laat zetten, deze generaal, door de gunst van Napoleon prins van Ponte-Corvo geworden. Dezelfde Bernadotte trad nochtans tegen Napoleon toe tot de Europese koalitie van 1813 en nam zelfs deel aan de inval van 1814.
De geschiedenis van deze man wordt hier boeiend verhaald. Het is die van de meest buitengewone loopbaan, door de
| |
| |
meest ongelooflike ambitie geleid, maar ook die van een man, die Napoleon tegenover hem heeft gevonden. Deze reus heeft hem trouwens altijd beheerst en zelfs geobsedeerd.
Voor belangstellenden in de Napoleon-figuur een boek om er van te genieten.
J.M.
| |
J. Verschueren S.J., Dr. H. Balieus en L. Heylem. - Algemeene atlas voor Belgie. - 5e vermeerderde druk. - J.B. Wolters, Groningen. - Ing. 30 fr., gec. 35 fr. geb. 40 fr.
We vermelden graag, met een warme aanbeveling, de herdruk van deze mooie en praktische atlas. De namen der schrijvers staan borg voor de èn wetenschappelike èn pedagogiese waarde van dit schoolboek.
Het ziet er trouwens handig uit en fris. Van J.B. Wolters zijn we het gewoon heerlik te gebruiken schoolboeken aan te krijgen.
W.v.W.
| |
J. et J. Tharaud: La maitresse servante. - Bibliothèque reliée Plon, Paris. 3.50 Ffr.
Weer en fijn en menselik boek, zoals de Tharaud's het ons gewoon hebben gemaakt. Ze tonen ons in deze roman, dat ze evengoed het hart als het schouwspel van het leven ontleden kunnen.
De enige zoon van een weduwe gaat naar Parijs studeren. Als hij terug naar het landgoed van zijn voorouders komt, brengt hij zijn maîtresse mee, tot wanhoop van zijn moeder. De moeheid verwijdert tenslotte toch de twee verliefden, en zo diep gaat de jonge vrouw daaronder lijden dat ze een ondergeschikte rol aanvaardt in het huis van haar beminde. Van maîtresse is ze dienstmeid geworden.
We moeten natuurlik voorbehoud maken voor de levensbeschouwing der schrijvers. De maïtressen-atmosfeer is trouwens zelfs bij katolieke franse romanciers niet altijd zuiver
J.M.
| |
Michel Davet: La fin du voyage. - ‘Librairie Plon’, Paris. 12 Ffr.
Het eerste boek van Michel Davet ‘Le prince qui m'aimait’ vestigde op slag de roem van deze onder deknaam schrijvende romancière.
Ook dit boek is bijna te fijn. De droomatmosfeer wordt hier bijna romantiek, maar telkens weet Michel Davet ze toch te redden. Het mysterieuze in dit boek heeft een buitengewone bekoring, omdat het werkelik leeft. De taal der schrijfster is verleidend-mooi. Ge laat u meeslepen op de deining van haar lied, want een lied is het, en vergeet er soms bijna het verhaal om. Als iemand zegt, dat dit toch romantiek is, dan is het die, waar we van houden.
‘Un mariage, ce n'est pas une fête, c'est un départ’. Op dit thema is deze delikate roman gebouwd, het verhaal van twee levens, die verenigd worden, van twee harten die zich nooit zullen ontmoeten: de Franse Amédée en Axel de Zweed. De ontleding der ziel van deze jonge vrouw is ragfijn en geheel persoonlik, en vormt het grootste deel van dit mooie boek, dat echter geen buitenliteraire pretenties heeft.
J.M.
| |
Gabriel d'Aubarède: Amour sans paroles. - ‘Librairie Plon’, Paris. 12 Ffr.
Dit is de roman van de stilte, het tragiese niet-begrijpen, dat een vrouw van een te strenge en eenzelvige man scheidt. Over liefde spreken is voor hem fyzies onmogelijk, en de vrouw, die hem niet kan begrijpen, verwijdert zich van hem, en stilaan vergrijzen zij aan zij deze twee mensen, die geen enkel ogenblik van diepe intimiteit hebben gekend.
J.M.
| |
Les symbolistes: Choix de poésies. - Notices par Maxime, Formont. - Libraire ‘Alphonse Lemerre’, Paris. 15 Ffr.
Een bloemlezing is dit niet, al was het maar, omdat voor sommige der hier ge- | |
| |
citeerde dichters speciale gedichten moesten gezocht worden om ze bij de tietel onder te krijgen.
De hr. Formont geeft eerst een algemeene beschouwing over het symbolisme, die vrijwel is geschikt om inzicht te verwerven in het begrip. Daarna behandelt hij de voorlopers der beweging A. Bertrand, G. de Nerval, M. Desbordes-Valmore, Baudelaire.
Vervolgens vinden we dan gedichten van Mallarmé, Verlaine, Rimbaud, Moréas, Louys, de Régnier, Corbière, Laforgue, Rollinat, Verhaeren, G. Rodenbach. A. Samain, Guérin, Le Cardonnel, Vielé-Griffin, Stuart Merrill, Laurent Tailhade, Mikaël Kahn, Mazade en Tristan Klingsor. Telkens wordt van de dichter een bio-bibliografie gegeven, die soms wel interessant is.
Summa, summarum: een boek dat inzicht geven kan, dat ons veel schoonheid biedt maar tenslotte toch ook de gewone gebreken van een ‘choix de poésies’ niet wist te ontkomen.
J.M.
| |
S. de Cyrano Bergerac: Maanreis. - Vert. Mr. H.P.L. Wiessing. - Bandontwerp en houtsneden van D. van Luyen. - Uitg. ‘Wereldbibliotheek’, Amsterdam. Ing. 14 fr.; geb. 21 fr.
Men moet dit boek gelezen hebben om te begrijpen, dat een boek uit de eerste helft der XVII eew in deze tijd nog wordt vertaald.
Behalve dan zekere watenschappelike begrippen, die u enkel doen glimlachen, is het hoogst aktueel. Dat komt wel hierdoor, dat de wereld altijd dezelfde is geweest, wat haar bewoners betreft.
Deze fijne en plezierige satiere op de tijd van de schrijver kan best nog dienen in deze tijd van de vertaler.
Cyrano de Bergerac was niet alleen een durvend hekelaar, maar tevens een fantast, die evenwel geleid werd door een grondige vorming.
Dit boekje weze ook in onze tijd welkom. Het is fijn genoeg om velen nu nog te doen nadenken.
J.V.
| |
Jan Greshoff: Kent uw dichters. - 100 Gedichten van 100 dichters. - Uitg. ‘A. Manteau’ Arenbergstraat 34 Brussel.
Inderdaad, 100 juist geteld. We wisten niet, dat onze poëzie beheerst werd door het tiendelig stelsel. Het boek heet ‘een poëtisch stalenboek’.
Daarmede ontkomt Jan Greshoff natuurlik aan de kritiek, die ook als bloemlezing op zijn verzameling zou kunnen geopperd worden. Nochtans moeten we de afwezigheid van sommige dichters betreuren als b.v. Verbeeck, Demedts, Buckinx, Vercammen e.a. jongeren, terwijl we de aanwezigheid van sommige andere niet, en zeker niet door het geciteerde gedicht, kunnen verklaren. We willen het niet-gekend zijn niet tot kriterium verheffen - het ware al te dwaas - maar dan verlangen we ook, dat de ongekenden ons een openbaring zijn. Dat is nu lang niet bij alle het geval. Jan Greshoff bekent zelf, dat het boek geheel buiten zijn eigen voorkeur is gemaakt. Het is trouwens bedoeld als een werkje voor leken, en er werd naar gestreefd om de tans beoefende verschillende genres te laten zien.
Eerlik is de bekentenis van de samensteller, dat schoonheid een fiksie is en dus geen absolute waarde, zoodat wat de ene treft, een andere koud kan laten. Het doel was te laten kiezen om daarna bepaaldelik met die of die dichter verder kennis te kunnen maken. En als dusdanig heeft dit boek zeker een eigen waarde. Het grote gevaar lag hierin, dat doordien gestreefd werd naar het etaleeren der genres, van een of andere dicht wel niet een juist gedacht zal gevormd worden.
W.v.W.
| |
Jacob Wasserman: Het ganzenmannetje. - Vert. door Nico van Suchtelen. - 3e dr. - N.V. Wereldbibliotheek, Amsterdam. Krb. 77 fr.
Wasserman is de eerste dag van dit jaar gestorven. Als jood moest hij de gevolgen dragen van de regiemverandering in Duitschland. Pas enkele weken voor
| |
| |
zijn dood had hij nog in Nederland een serie voordrachten gegeven.
Nu er zooveel over Wasserman geschreven wordt, en er dus juist in deze tijd meer van hem zal worden gelezen wensen we deze flinke vertaling (de naam van de vertaler staat er trouwens al dadelik borg voor) van het boek, dat wel eens als het meesterwerk van Wasserman werd aangezien, een brede verspreiding toe. Het is het levensverhaal van de komponist Daniël Nothaft, die zich uit armoede en miskenning weet op te werken, maar weer ten onder moet gaan door zijn trots tot hij de loutering door het lijden en het berouw heeft doorgemaakt. Wasserman zelf heeft veel van dat alles moeten doorleven, wat van hem een verscheurd en gespleten mens heeft gemaakt. Wat hij innerlik doormaakte, de strijd dier ideën, heeft hij zijn romanfiguren in de mond gelegd, zodat ze wel eens minder levend voorkomen.
Ook heeft Wasserman niet altijd gevoel voor verhoudingen. En zijn verbeelding wint het wel eens van zijn geest.
Toch is dit boek er een rijk, en A. Donker kon terecht getuigen: wie een werk als dit geschreven heeft, heeft niet vergeefs geleefd.
J.V.
| |
Henri van Booven: Leven en werken van Louis Couperus. - Uitg. ‘De Sikkel’, Kruishofstraat, Antwerpen.
S. Vestdijk heeft in het panopticum van ‘Forum’ een uitval tegen dit boek geschreven, die het o.i. niet geheel verdient, al was het maar om de lange en degelike studie waarvan het getuigt. Het gaat weliswaar op sommige plaatsen niet boven goede joernalistiek maar Henri van Booven zou de schrijver niet zijn van ‘Tropenweg’ als ook hierin geen passi voorkwamen, die voor zijn talent getuigen.
Louis Couperus heeft een aantal boeken over zichzelf geschreven. Dat maakte de taak van van Booven wat ondankbaar. Toch heeft dit boek wel zijn eigen betekenis. Deze kronologiese bio-bibliografie werd samengesteld uit feiten, persoonlike herinneringen en citaten, aangevuld met tabellen. De letterkundige overwegingen zijn ten zeerste lezenswaard, en maken mede dit boek tot interessante lektuur.
We zullen nu niet beweren, dat Henri van Booven het definitieve boek over de grote romancier heeft geschreven, maar zoveel is zeker: wie na hem komt, zal dit werk niet voorbij kunnen. En in de literatuur-historie zal het wel zijn eigen plaats behouden omwille van zijn volledigheid, zijn persoonlikheid en zijn persoonlike herinneringen. De hr. Vestdijk beweert, dat dit boek in lijnrechte tegenspraak is ‘met de toch zoo betrouwbare gegevens, die hij over hem verzameld had’. Nu hij dat heeft gezegd, is hij de schrijver en ons verantwoording schuldig. We wachten.
J.V.
| |
Karin Michaëlis: Bibi en de gezworenen. - Vert. door G.W. Elbers. Teekeningen van Hedvig Collin. Uitg. ‘Het Kompas’, Mechelen.
Bibi is een bekende gast. Ditmaal gaat ze met enkele vriendinnen op avontuur uit in een oud kasteel. Buitengewoon boeiend geschreven in een stijl, die alles heeft om ook voor volwassenen aangename lektuur te zijn. Een origineel verhaal met een heerlike hoofdfiguur.
We kennen in onze literatuur geen kinderboeken die op de hoogte staan van die van Karin Michaëlis, die hiermede aan haar vierde Bibi-boek is. Deze trouwe meid wordt altijd ouder, maar ze blijft toch even goed.
Kostelik is b.v. de scène van de openbare biecht tijdens de opsluiting in de geheime kelder. Fijn psykologies blijft het boek overal.
Moge Bibi ook in Vlaanderen en Nederland veel vrienden werven.
W.v.W.
| |
Diet Kramer: Bloesem. - Een boek voor meisjes, samengesteld door. U.M. Holland, Amsterdam. Geb. fl. 2,90.
Het is reeds een lust dit heerlik gepresenteerd boek in handen te krijgen.
| |
| |
Niet alleen vinden we er verhalen maar ook gedichten en schetsen van twaalf medewerksters (-ers) en twee illustratoren.
Onze meisjes zullen er plezier aan beleven niet alleen, maar er ook heel wat wetenswaardigheden lezen. Laat ik b.v. signaleren de bijdrage van Diet Kramer zelf over Leerdam's Glasfabriek. Het is maar goed dat onze meisjes worden opgeleid in de kunst-versiering van een binnenhuis. Ze weten er al te weinig over, en de scholen blijven hier jammerlik in gebreke.
Om die en andere redenen wensen we dit boek: Goed heil! De uitgeverij ‘Holland’ maakte er een schat van.
M.v.d.V.
| |
Dr. Jos. J. Gielen: Belangrijke letterkundige werken. - Leidraad bij de studie der Nederlandse literatuur. I. Middeleeuwen en vroeg. Renaissance. f 1,75; II Renaissance en Romantiek (met medew. van P.A. Eggermont) f 2,50; III De nieuwe Tijd f 2,25. - Uitg. ‘J. Muusses’, Purmerend.
Het werk van Dr. Jos. J. Gielen is niet het eerste in die zin. De belangstellende lezer zal er wel meer besproken vinden in de Tijdstroom-nummers van een jaar of wat voorbij. Maar meestal bepaalde men zich hier bij fragmenten Bij Dr. Gielen staat lezing van het gehele werk voorop. Hij geeft telkens de uitgever aan van de goedkoopste en beste uitgave. Hij verwijst trouwens ook naar zijn tweedelige bloemlezing ‘Uit heden en verleden’. Stukken van geringe omvang zijn geheel in de leidraad opgenomen.
Wat in deze handleiding vooral treft is de frisse toon, die mede hierdoor verklaard wordt, dat Dr. Gielen terecht het grootste belang hecht aan de hedendaagse tijd. Zo verheugt het ons b.v. in het eerste deel de Beatrijs-legende vergeleken te vinden met de bewerkingen van Boutens en Teirlinck. Bij de meeste werken werd ook een bloemlezing gevoegd.
Fris is dit boek nog, doordat het niet geprangd zit in de greep van de traditionele letterkundige ontleding. Hij tracht immers vooral het werk te doen leven. Het blijft niet bij een opsomming van schoonheden, waaraan de l.l. verplicht worden te geloven, van groter belang is de strekking der werken in het kader van de tijdgeest, de ontleding der personen, en meer dingen, die de innerlike waarde raken. De speciale estetiese eigenschappen worden hier ‘gewaardeerd’ en niet gedoceerd. Het verheugt ons tevens, dat ook de aandacht op de tekortkomingen wordt getrokken, waar het pas geeft. Wat zouden we nog de literaire geschiedenis op onze uurroosters houden, als ze niet het literair oordeel konden vormen, i.a. w, als ze er niet in lukte, de l.l. de weg te wijzen doorheen de hedendaagse scheppingen. Want dat is het voornaamste. Uit het begrip van het verleden moet groeien het begrip van de eigen tijd.
Dit zijn meer boeken voor zelfstudie dan eigenlike schoolse handleidingen. Maar onze studenten zullen er heel wat aan hebben, en geen leraar nederlands zou ze mogen missen.
J.V. lic. ped. wet.
| |
D. Wouters en Dr. J. Moormann: Het straatlied. - Uitg. Mij Holland. Amsterdam.
Er is wat men noemt volkspoëzie en kultuurpoëzie. Dat onderscheid is o.i. enkel kunstmatig en absoluut niet vol te houden. Wie zal hier trouwens de grens trekken? Die van het immer wankele Europese evenwicht zullen wel nog gemakkeliker te trekken zijn. Het volkslied is vaak zuivere poëzie, die eene onweerstaanbare bekoring bewaart. Dit boek van de heren Wouters en Moormann illustreert die bewering op de treffendste wijze. Het is eene buitengewoon rijke verzameling. De keus is zodanig gedaan, dat, wat niet esteties onroert tenminste toch kurieus is. De straatliederen worden hier in zeven groepen ondergebracht: liefdeliederen, historiese liederen, oorlogsliederen, sociale, godsdienstige, burleske en sentimentele lie- | |
| |
deren, balladen en romancen. Bizonder bij de groep balladen worden we wel eens getroffen door de schoonheid der eenvoudige verzen.
Wat ons vooral opvalt, en wat klaar blijkt uit de vergelijking met de verleden jaar te Gent verschenen verzameling van Gentse straatliederen, het Hollandse volkslied is meestal niet zo plat-realisties als het Vlaamse volkslied vaak is. En ook in dat verband is het boek voor ons een openbaring. Trouwens, de taal is veel zuiverder in het Nederlandse volkslied, wat evenwel vanzelfsprekend is.
De uitgeverij Holland bewees onze Nederlandse kultuur een grote dienst, door de verspreiding van dit lijvige boek te durven opnemen. Het moet blijken, dat ze in haar verwachting niet bedrogen wordt. Spijtig is alleen, dat niet meer melodieën opgenomen konden worden. Mooi gepresenteerd is het boek eveneens.
J.V.
| |
Piet Schepens: August Strindberg II. - Uitg. ‘Zonnedam’, Gent.
Het was moed voor nodig de uitgave van dit tweede deel aan te durven na de avonturen van het eerste. Piet Schepens gaf ons daardoor het bewijs aan zijn werk te geloven. En hij heeft gelijk. Zijn lezers moeten nu maar tonen, dat ze dat groot vertrouwen van hem verdienen. De Nederlandse letterkunde bezit met deze twee delen een bio-bibliografie die in niets moet onderdoen voor de grote Duitse kompilatiewerken.
Het tweede deel bestrijkt het leven van de grote Zweed van 1844 tot aan zijn dood (1912) toen hij het geloof had teruggevonden. Hij doorstaat een ontzettende periode van diep verval, die hij zelf de ‘Inferno-periode’ heeft genoemd. In zijn vervolgingswaanzin waant hij zich steeds door kwade machten opgejaagd, en hij vervalt in occultisme. In die periode schreef hij zijn beruchte boek: De Biecht van een dwaas. 1898 brengt voor hem als het ware een bekering, waarvan hij getuigt in zijn drama: ‘Naar Damaskus’. Zijn niew huwelik met Harriet Bosse brengt hem nog eens in een lyriese tijd, die duurt tot 1904, het jaar der scheiding, toen de kwade machten weer begonnen te jagen. Zijn werk is niet zelden autobiografies, maar dat moet telkens door de biograaf worden opgezocht. Strindberg vervalt in een niewe krisis, waarin zijn laatste liefde, die voor Fanny Falkner hem een helder lichtpunt is. Vaak begeeft Strindberg zich op politiek of sociaal terrein, maar hij was te groot een kunstenaar om zich daar goed thuis te voelen. Niettemin heeft hij meer dan eens met de maatschappelike toestanden bitter afgerekend.
De invloed van Strindberg is natuurlik groot geweest. Piet Schepens blijft hier te zeer in het algemene. Niet alleen blijft hij bij Frankrijk en Duitsland, maar ook telkens bij het publiek. We hadden hier graag de donkere macht van Strindberg gevoeld op de grote geesten van zijn tijd. Af en toe krijgen we daar wel eens iets over te zien gedurende zijn levensverhaal, maar er is vermoedelik stof genoeg voor een nieuw boek. Of is deze grote figuur misschien nog niet genoeg historie?
Maar dat boek moet bij ons komen. Zal Piet Schepens het schrijven? We hopen het.
J.V.
| |
Frédéric Drach: Traite de blanches et prostitution. - 200 photographies et documents, recueillis par. - S.A. ‘Les Illustrés Français’ av. Champs Elysées, 65-67, Paris.
Dit is nummer 4 van de serie ‘Témoignages de notre temps’ de reeks prachtige gekommenteerde foto-albums. George S. Schuyter slaakte de kreet: Er zijn nog slaven. Hier zweept de kreet: Er zijn nog slavinnen! En deze slavernij is nog schandeliker voor onze Westerse ‘beschaving’.
Niettegenstaande het kiese onderwerp zullen de foto's, zomin als de tekst volwassen mensen kwetsen. Er is gestreefd geworden naar zoveel mogelik getuigenis- | |
| |
sen van specialisten en zelfs is die van een ‘tenancier’ niet vergeten.
We weten niet waarom door de samensteller naar een zekere objektiviteit is gestreefd, maar zoals hij het in zijn slotwoord aanmerkt zijn deze beschouwingen op zichzelf voldoende om de wijding van het moederschap klaarder te leren beseffen door reaksie.
W.v.W.
| |
Dr. Jan Romein: ‘Machten van dezen tijd’. - Mij. tot verspreiding van goede en goedkoope lectuur. - Amsterdam. Ing. 42 fr.; geb. 52,50 fr.
Een tweede druk, 6e en 7e duizendtal van Dr. Romein's belangrijk werk, dat een veel ruimer verspreiding verdient, dan het totnogtoe bereikte. De schrijver behandelt beurtelings de bijzonderste machten, die dezen tijd beheerschen, en zonder eenige dorheid of geleerddoenerij, gelukt hij erin om ons een volledig overzicht te geven van hun ontwikkeling, hun strevingen, hun bereiken en mislukken, en van de wrijvingen, die elke beweging oproept of veroorzaken zal. De schrijver betracht allerminst die objectiviteit die een prijsgeven van het eigen standpunt is, maar hoe links hij ook gericht blijkt en hoe verschillend van de onze, zijn levenshouding ook zij, erkennen wij graag de groote verdiensten van zijn werk, dat klaar, bevattelijk en degelijk is. Hij verdient de gelukwenschen van alwie een eerlijk en verstandig werk genieten kan.
A.D.
| |
Pierre Goemaere: ‘Verschijning’. - Vertaald door K. Jonckheere. Uitg. ‘Aquarium’. Oostende.
Een griezelverhaal dat eenigszins aan Poe herinnert. De aanvang laat meer verhopen, dan de ontwikkeling van het gegeven brengt. De vertaling is zeer goed.
A.D.
| |
A.R. Holst: Herman Gorter. - Em. Querido's Uitg. Mij. Amsterdam.
Een goede studie over een groot dichter is steeds een belangrijke aanwinst voor de litteratuur. Zoo die studie geschreven werd door een ander groot artist, dan groeit ze tot een rijk en schoon geheel dat ons twee wezens, twee zielen kennen leert. Zoo ook het boek dat we hier bespreken. Het bevat twee deelen.
Het eerste, de Biografische aantekeningen geeft geen inlichting omtrent opvoeding, ouders,.. enz., maar blijft een eenvoudig en schoon relaas der sociale gebeurtenissen van een twintigjarige vriendschap met op het achterplan de geweldige wereldgebeurtenissen. Dit verhaal is frisch en eerlijk, er straalt warmte uit.
We zien Gorter, vooral nà zijn spinozistische periode, geheel overgegeven aan Marxistische propaganda. Maar steeds blijft hij nobel, kinderlijk eenvoudig. Een onweerstaanbare bekoring stroomt van hem uit. Zijn sterke waarheidsdrift maakt hem hoekig en steil.
Het tweede deel, de Schoonheid van Gorter's poezie is een prachtige studie die wel definitief kan genoemd worden. De weinige blazijden aan Mei gewijd, dringen dieper door, brengen den lezer korter bij de verrukkelijke poezie van dit gedicht dan de zeer lange en zeer geleerde volumen van Schepers en Co het doen kunnen. A.R.H. wijst vooral op de kompositaire schoonheid en op deze rol van het rijm waaruit vaak de inspiratie opwelt. ‘In Mei zijn de verschillende kanten van Gorter's poëtisch genie nog slechts half ontplooid: hieraan is voor een deel de volkomen harmonie van het gedicht te danken.’
In de latere werken is die harmonie verstoord. Klinkt Gorter's individueele versmuziek in Mei nog gedempt, in Verzen breekt zijn rhytmusgevoel volkrachtig los. Hier ontstijgt hij aan de zinnelijke gewaarwording door ze geheel in het gevoel op te nemen. In deze directe, bijna beeldlooze gedichten, wordt de verbeelding door rhythmische prikkels bewo- | |
| |
gen. A.R.H. wijst dan op 't belang van een reeks sonnetten die in de definitieve uitgave der ‘Verzen’ ontbreken, en waarin de sensitivistische dichter beproeft de hoogere krachten van ontroering, verbeelding en rede in zijn werk in te schakelen.
Om de beproeving der onvruchtbaarheid te boven te komen poogde hij Spinoza's leer met den gloed der poëzie te drenken. Maar 't bleek een algemeene mislukking en het panthéïsme gaf hem weldra geen vrede meer. Door het Marxisme kreeg Gorter vasten levensgrond voor zijn denken en dichten en dadelijk welde mild de bron der poëtische inspiratie. In epischen vorm zou hij zijn nieuwe wereld- en levensopvatting uitbeelden. - Van kompositaire lijn merkt men in Pan niets en de schoone fragmenten - uitbeeldingen van natuurgebeuren - raken zoek in de eindelooze, vermoeiende herhalingen maar de dichter redt zich door zijn waarachtigheid.
A.R.H. roemt hier: ‘de poëtische konceptie (die) daarentegen oneindig aan grootschheid en stoutheid gewonnen heeft’.
Heel bezadigd, tot de kern doordringend in liefdevol begrijpen, wordt Pan ontleed en verdedigd, scherp critisch en in alle eerlijkheid.
Gorter was minder denker dan dichter. Verzwakking der inspiratie, ook de oorzaak waardoor het hem niet gelukt de marxitische levensvisie in symbolische gestalte tot leven te brengen. Een figuur die ons uit het werk te gemoet treedt is ‘de geslaagde sublimeering van 's dichters eigen wezen’. In dit episch gedicht bleef de ontstuimige schoonheidszoeker toch in laatste instantie een lyrieker. In de posthume gedichten is de wereld overwonnen. Het tot weemoed verstilde verlangen overheerscht in de posthume gedichten van groote eenvoudige zegging. In het gedicht ‘De Arbeidersraad’ vat de dichter nog eens alles samen wat hij weet en gelooft.
Dit tweede deel, een model van analyse, toont de aangrijpende en tragische ontwikkeling van een zuiver dichter die zijn eigen wezen miskent:
‘Want in een wreeden tweedracht was mijn hart
Of ik kon plukken kennis nieuwe vrucht
Of nog moest zoeken het oude getoover.’
H. OPDEBEECK.
| |
Maxwell (W.B.): This is my man. - Tauchnitz Edition Leipzig 1933. - Prijs ing. M. 1,80; geb. M. 2,50.
Sterk in de scharnieren zit deze roman, den stempel dragend van een beroepschrijver, die gekomen is tot een volmaakt vakmeesterschap. Een zeer mooie en mondaine vrouw huwt een hoogstaand man. Zij is lichtzinnig, onvoorzichtig, zwak. Hij is matig, onberispelijk, plichtgetrouw. Een aangeknoopte vriendschap met n' andere man werpt haar - op zekeren avond - in 't wilde avontuur van huwelijksontrouw. Jaren nadien als hare oogen opengaan, waagt zij den terugtocht. Haar man ligt ziek. Haar dochter is groot geworden. Alles komt weer in orde. Zij tracht te herstellen. Heel psychologisch is uitgediept 't leven van verloofden, van echtgenooten, 't gevaar van een buitenhechtelijken vriend en de zegen van 't kind. Geweldig-mooi, doch enkel voor volwassenen.
D.P.
| |
Channon Henry: The ludwigs of batavia. - ‘Tauchnitz Edition’, Leipzig 1934. - Prijs ingen. M. 1,80; geb. M. 2,80.
't Grootste gedeelte van dit boek bevat de flinke geschilderde geschiedenis van 't huis der Wittelbachs, die duizend jaar lang over Beieren hebben geheerscht. 't Leven van de drie koningen, die Lodewijk heeten, is zoo zonderling, zoo fantastisch en zoo tragisch geweest dat 't verhaal daarvan ons boeit als de meest fantastische roman. De laatste Lodewijk (III) die stierf in 1921, verloor zijn troon in 1918, toen de Roode Revolutie losbrak. Deze vorsten waren populair in Beieren,
| |
| |
deden vaak excentrieke dingen, kenden vlagen van waanzin en werkten de schoone kunsten in de hand. De twee laatste hoofdstukken zijn gewijd aan de Beiersche Barokkunst die zeer typisch is en leeren ons kennen al wat op dit gebied, aan schoonheid te bewonderen valt in die gedeelten van Duitschland.
D.P.
| |
White Antonia: Frost in may. - ‘Tauchnitz Edition’, Leipzig 1934. Prijs ing. M. 1.80; ingeb. M. 2,50.
Met eigenaardig talent en scherpte van psychologisch inzicht heeft deze Engelsche schrijfster, 'n gewoon kostschoolgeval, op ongewone manier behandeld. De heldin van 't verhaal is dochter van 'n bekeerling. Zelf katholiek ontvangt zij haar opleiding in 'n katholieke kostschool. Maar gedwee in 't gareel loopen van de daar bestaande tucht gaat niet. Onafhankelijk van geest en gemoed en rijk begaafd komt zij keer op keer in botsing met de leeraressen. Die grijpen in zacht en vast. Zonder uitslag. Tot er eindelijk iets gebeurt waardoor zij de kostschool verlaten moet. De uitbeelding van de hoofdfiguur is fijn genuanceerd; de bijfiguren zijn echt; de kloosterzusters staan er levendig geportretteerd, en de katholieke kostschoolatmosfeer is trouw weergegeven.
D.P.
|
|