| |
| |
| |
André Malraux of de onmenselike staat
Joost van de Venne
André Malraux is een zeer eigenaardig geval. Wanneer het gaat over hem en gans zijn werk dan is er tenslotte maar één vraag die wij nog te stellen hebben en deze vraag, om vertrouwelik te spreken, is niets anders dan: ‘moeten wij hem volgen?’ Het spreekt vanzelf dat ik met dergelike vraag de kans loop de meesten van zijn ‘partij-genoten’ en dwepende bewonderaars van links en rechts te ergeren. Maar in ieder geval blijft dit naar mijn innigste overtuiging, de belangrikste, zoniet de enigste vraag die men na lezing van een boek als LA CONDITION HUMAINE zich te stellen heeft.
Laten wij echter, elkaar goed verstaan. Wat Malraux schrijft heb ik altoos met de grootste belangstelling gelezen; met zijn eerste boek LES CONQUERANTS werdt ge van meet af aan getroffen door een scherpe intelligentie en een manlike bitterheid die buitgewoon waren. Wat de intelligentie betreft en de bitterheid, moet La Condition Humaine met de zo mooie en betekenisvolle tietel, volstrekt niet onderdoen voor Les Conquérants. Het hedendaags romantisme beschikt om zich uit te drukken, voorzekers over weinig zulke sterke beelden, zulke meeslepende kracht naar de diepte en naar de duisternissen. Maar niettegenstaande de achting die men kan hebben voor een schrijver met dergelik groot talent, en in tegenstelling met de verrassende lofbetuigingen der officiele kritiek voor deze boekhelden, kan ik het met mijn geweten niet in overeenstemming brengen en is er in de onvolkomenheid van mijn gedachtenwereld nog iets, om eerlik te zijn, dat me zeggen doet: IK VOLG NIET!
De tekortkomingen, de zwakheden in het werk van André Malraux zijn te ogenblijkelik opdat men er in het bizonder de aandacht zou op vestigen. Met La Condition Humaine keert hij terug tot de Chineese revolutie die zulk een uitstekend procédé was voor Les Conquérants. Indien wij moeten geloven wat over het persoonlik leven van Malraux wordt verteld, dan kunnen we zelf besluiten dat hij dit alles heeft meegemaakt, het heeft gekend, het
| |
| |
heeft beleefd. Maar op een goed verstaanbare, klare, direkte wijze heeft hij dit in geen van zijn boeken neergeschreven, en dit is misschien een groot geluk voor hem.
Buiten de krachtig getekende figuur van een Garine, en twee, drie- eigenaardig dramatiese scenes (gelijk het onderhoud met Tcheng Daï) kan men voor de rest gerust besluiten dat Les Conquérants een onleesbaar boek is. En toch zijn de personnages van dit boek nog heel wat eenvoudiger om te begrijpen dan deze in La Condition Humaine: in dit laatste boek sukkelen wij voort doorheen een nacht vol duistere misten waar nooit klaarheid doorbreekt, doorheen oorlogskreten, vlammende twisten tussen opstandigen die niet eens in de opstanding geloven, en gans die schrikwekkende donkerte van sino-communistiese chaos waarvan we het relaas sinds jaren met een ingehouden angstgevoel volgen in de berichten der dagbladen. Doch, ik geloof dat het juist in deze faktoren is dat de grote aantrekkingskracht schuilt dezer boeken; door hun onleesbaarheid, door hun bedwelmende donkerte dompelen zij ons onder in een buitengewone atmosfeer. Sangaï... die oneindige stromen van vuil zwart water... het Chinees labyrint en de Europeese concessies... de verwarring der rassen en het verlangen der gehele schepping... de dampende, slijkerige, koortsige, bloedige smeltkroes van een nieuwe wereld... de doodslag zonder doel, de revolutie zonder hoop, de pogroms... de Chineese ewigheid in botsing met het fanatisme van Moskow... Een gele zonne, gele massa's... een geel schrikbewind... Dat alles, het is als een romantiese symphonie van wreedheden die men niet meer vergeten kan, wanneer men ze eenmaal heeft gehoord. Ik zeg ‘romanties’; denk even aan de litteratuur der vorige eew waarvan iets uitging als de bedwelming der verborgen muziek in de droefheid. Dit wil niet zeggen dat de wereld heeft gewacht op de romantiek om de ontdekking te doen der droefheid die een onvervreemdbaar deel is van de menselike staat; maar het is juist de romantiek die heeft ontdekt de muziek, de bedwelming die schuilt in de ziel der droefnissen. Onze eew heeft vast niet de ontdekking gedaan van
het universeel angstgevoel, maar rond dit angstgevoel heeft zij een giftige muziek geweven die bedwelmend is, zo LA CONDITION HUMAINE. - De hel waarin Malraux ons binnenlokt is mis- | |
| |
schien maar een dwaze, angstige droom: men herinnert zich nooit de détails van zulk een soort droom, maar nooit vergeet men de beklemming die u heeft gevat en dàt is het essentiele.
Ik bedoel hierdoor geen afbraak met de troebele atmosfeer die heerst in het werk van Malraux. Ik geloof maar al te goed, ik ben er zelfs van overtuigd dat deze waarachtig is, maar naar mijn mening toch onherstelbaar. Het betreft hier natuurlik enkel een zwakheid van Malraux als romancier; het zwaartepunt, de kern van diens werk schuilt elders: iedereen weet dat Malraux een soort moralist is die voor ons beelden wil oproepen der menselike grootheid.
Hij is een revolutionnair. Malraux heeft nauwe betrekkingen gehad met de communistiese partij en koestert wel zeer veel symphatie voor deze beweging. Het is precies niet het marxisme dat een sterke invloed of een aantrekkingskracht uitoefent op hem: maar wat hem treft in zulke bewegingen dat zijn gestalten als een Lenine. Deze auteur zoekt in de revolutie niet een ekonomiese of sociale omwenteling: hij zoekt er een bizondere aktie en een ander uitzicht van de mens. Hierdoor zal men best kunnen begrijpen hoe het komt dat er zovelen zijn, al zijn ze daarom nog geen bewonderaars van Malraux, die zich aangetrokken voelen tot deze schrijver, en al verwerpen ze de leer, toch niet loskunnen uit de bedwelming, de hypnose die uitgaat van deze boeken. Er is meer dan één jong letterkundige die getuigt van nieuwsgierigheid, laat staan een bedekte voorliefde. Anderen beweren dat met een boek als ‘La Condition Humaine’ de naoorlogse franse litteratuur definitief is gered, en nog anderen beweren dat Malraux op weg is om de grootste schrijver te worden van Europa. Ze sleuren er Nietzsche bij, en Dostoievsky, Shakespeare en al wat ge wilt. Goed, maar ik geloof dat er integendeel niets is dat zo ver verwijderd staat van Nietzsche, dan de verschillende personages uit het boek van Malraux. Zelfs, zonder te dwepen met Nietzsche, zonder maar in enig opzicht akkoord te gaan met diens leer, toch kan ik niet ontkennen dat men na lezing van dit werk er gegeseld uitkomt, vol dapperheid en gereed tot de strijd. Ik heb echter nooit bitterder wanhoop, nooit grootere angst gekend dan bij de lezing van La Condition Humaine. Angst en wanhoop van de mens vlak
| |
| |
tegenover de mens! Angst en wanhoop van de mens vlak tegenover het mensdom! Angst en wanhoop van de mens vlak tegenover zijn bestemming!
Volgens Malraux blijft er ons niets anders over dan een bedrieglik beeld trachten te behouden, van de menselike waardigheid tegenover de enorme aspekten van het wentelende leven: zo zal de oude Gisors na de dood van zijn zoon, het opium wegwerpen dat hem zou hebben getroost. Hij wil lijden. Ongetwijfeld zijn deze bladzijden van een aangrijpende kracht, maar achter iedere regel leeft er een ander verborgen regel die getuigt van de ijdelheid van dit gebaar. Bij deze scenes zou Beaudelaire wel hebben doen opmerken: ‘qu'il ferait mieux de dormir son sommeil de brute’ en hij zou gelijk hebben. Al degenen die handelen, die revolutie ontketenen enz. worden verpletterd door zichzelf en door hun taak. Gelooft men dat deze personages werkelik met een drang bezield zijn? dat zij gedreven werden door hèt verlangen om een mensdom te redden van de ondergang, een volk of een klasse? Eigenlik lappen ze dit aan hun hielen, en de liefde, zelfs de misplaatste liefde, blijft hun altijd onbekend. Zij werken voor zichzelf alleen; nee, niet voor niets, gelijk men overigens best heeft kunnen begrijpen, maar middenin een wereld die is als de uitbarsting van een vulkaan, middenin een letterlik razend-geworden mensdom, in een reeuwse en duizelige geur van bloed en gekheid, trachten deze menselike insekten, die ieder ogenblik bedreigd zijn door dood en vernieling, in de revolutie of wat anders een middel te vinden om aan hun menselike staat te ontvluchten. Het zijn maar mislukte artiesten!
Sommigen zullen hiertegen inbrengen dat dit juist is de tragedie der menselike heldhaftigheid, de diepe zin der heroiek. Dit is een kwestie van opvatting over het begrip heroiek; tussen de heroiek van Senneca, de Tragiese en de heroiek van Peguy en Psichari is er een oneindig verschil. Het zal dan ook m.i. te wijten zijn aan dit verkeerd begrip over de heroïek dat zovele jongeren voor Malraux zijn gewonnen.
Ik wil terstond bekennen dat het in mijn bedoeling niet ligt de auteur van La Condition Humaine te behandelen als een pantoffel-revolutionnair; wij kunnen ons hem best inbeelden als de lei- | |
| |
der van een bende oproermakers in een Chineese stad, metodies het oproer organiserend, om daarna zelfmoord te plegen met een der mitrailleusen die, tenminste in zijn boeken, in China te rapen liggen als de zandkorrels, en waarmede hij zoveel bourgeois neerkogelde. Maar een echte revolutionnair, een echte held is hij niet, zelfs niet in de zin van Nietzsche.
Hij is maar een verbitterde die bezield is met de hoogmoed van een estheet. Het beu zijnde in een beschaving die samenhangt van conventies en tradities, en die volgens hem, de ondergang zijn van het oude vermulmde Europa, is hij naar het Oosten getrokken op zoek naar avontuur, een avontuur dat vooral een affirmatie moet worden van het vertrouwen dat hij heeft in zichzelf. En wàt blijft er dan over van dit avontuur dat maar van korten duur was? kom, de stof voor een nieuw litterair thema.
Dit soort heroïsme dat eigen schijnt te zijn aan al de figuren uit dit werk, en dat van Perklen uit ‘La Voie Royale’ of een Garine zulke vreemde en aangrijpende personages maakt, dient best eens van dichtbij beschouwd te worden. Het zijn maar negatieve helden, nutteloze helden, die verschrikkelik bewust zijn van hun eigen nutteloosheid. Hun ontsnapping aan de menselike staat gebeurt natuurlik op de meest dramatiese wijze; zij aanvaarden niets dan een nihilisme zonder uitkomst, tenzij in de dood: een logiese, een voorvoelde, een afgewachte dood; en niettegenstaande, toch ook een dood die vruchtloos is, gelijk hun leven vruchtloos was en vol wanhopige ijdelheid, opstandig tegen het niet, maar overwonnen door het niet. Volg even de figuur van Tchen de mystieke terrorist: ten einde de oproerlingen van wapens te voorzien vermoordt hij een ingeslapen mens, verder vervult hij een grote rol in de strijd der communisten tegen een politie-post terwijl hij immer het gevoel heeft van zijn eenzaamheid, zelfs middenin de straatgevechten: ‘il n'était pas des leurs. Malgré le meurtre, malgré sa présence. S'il mourrait aujourd'hui, il mourrait seul.’ en er van overtuigd is dat de nieuw veroverde wereld geen snars beter zal zijn dan de oude wereld die hij nu helpt vernietigen; geobsedeerd, bedwelmd door het beeld van zijn eersten moord, werpt hij zich met bommen geladen onder de auto van Chang-Kaï-Chek, maar ook dit blijft een vruchtloze dood.
| |
| |
Het is ook hier dat het mij hoogst noodzakelik schijnt er eens aan te herinneren dat André Malraux tot die generatie behoort, de verbitterde, die een afkeer voelt voor het leven en waarvan de meesten, omstreeks dezelfde tijd, in de Nouvelle Revue Française tot de ontdekking kwamen der Russiese of Chineese revolutie en de volledige werken ontdekten van Le Marquis de Sade! Men heeft er misschien niet genoeg de aandacht op gevestigd dat André Malraux tevens de inleiding schreef voor ‘L'Amant de Laddy Chatterley’ van David-Herbert Lawrence en dat deze inleiding niets anders betekent dan een soort filosofie der erotiek. Eveneens kan er niet genoeg gewezen worden op de buitengewone rol, die dezelfde filosofie der erotiek speelt in Les Conquérants, daarna nog sterker in La Voie Royale, en even sterk in La Condition Humaine. Hierdoor zal men misschien begrijpen hoe het komt dat het soort heroïsme van André Malraux ons voorkomt als een tamelik gek verzinsel, en waarom wij het tenslotte ‘NIET VOLGEN!’
- André Malraux lijkt me sterk verwant met de jonge Duitse auteur Ernst von Salomon; deze is hitleriaan (werd als medeplichtige in den moord op Walter Rathenau veroordeeld tot 5 jaar gevangenis) maar getuigt tevens van een sterke neiging tot het communisme, hetgeen men zeer duidelik kan opmaken uit het tamelik bekrompen boek ‘Die Stadt’ dat hij nu laatst publiseerde. Van dezelfde auteur verscheen een paar jaar geleden, indien ik me niet vergis, het boek ‘Die Geächteten’ dat m.i. iedereen zou moeten gelezen hebben omdat het een der diepst-doordringende, rijkste documenten zal blijven over de evolutie van het na-oorlogse Duitsland. In dit boek vat men onmiddellik al het wilde, het soms dierlike, dat samengaat met de duistere machten en het troebel mysticisme die leven in het Duits nationalisme: het hitlerianisme, dat, niettegenstaande de jongste pogingen voor een algemeen zuiverder en meer geidealiseerd begrip, gepaard gaat met de ekstravagante vrijheden der Duitse moraal, de freudiaanse furie en dat alles wat we bij de laaste gebeurtenissen in dit land hebben kunnen vaststellen. In dit boek vinden we werkelik uitgesproken het ‘kosmies’ genie van Duitsland, en gans zijn ewige sensuele metaphisiek. De helden van von Salomon kennen geen groter
| |
| |
vreugde dan naakt te vechten in een lente-morgen. De passie der zinnen, de oorlogspassie, de wereldpassie, - die niet anders zijn dan een vorm der machten in het bloed - worden met klare beelden in deze opvallende scenes opgehelderd.
Ook het bloed is de meester van André Malraux. Het bewijs daarvan ligt in zijn sensuele furie evenals in zijn vernielingsfurie. Dat is de kern van zijn heroisme.
Die ‘Les Conquérants’ hebben gelezen zullen ongetwijfeld nooit de vreselike tonelen vergeten waarmede het boek eindigt; de onmenselike martelingen en al die doden wier ogen en wier gelaat op de koop toe nog worden verminkt. In dergelike atmosfeer eindigt ook ‘La Condition Humaine’, al spaart de auteur ons ditmaal de visioenen van de brandstapel. Maar wanneer zijn held, op een heldhaftige wijze, ‘la tablette de cyanure’, wat hij altijd bij zich draagt, voortgeeft aan twee zijner ongelukkige gezellen, en wanneer dit toneel dan bijna treffend, bijna grandioos, bijna ‘menselik’ lijkt, dan mogen we toch voor éénmaal niet vergeten dat het tenslotte zelf een aanklacht wordt tegen het karakter der physiese gruwelikheden van dit drama. Wij weten ook best wat den ongelukkige te wachten staat. André Malraux zou waarachtig niet willen dat we dit over het hoofd zagen: het heroisme bij hem, gaat altoos gepaard met een zeker vreselik genoegen in het lijden en in den dood.
Zijn personages vinden in dit genoegen een steun die voor hen gelijk staat met den steun die ze vinden in de exitatie der zinnen. Al deze typen die men ons als een voorbeeld wil opdringen, worden als de inkarnatie zelf van datgene wat men heet het ‘sadisme’. Al is Malraux in zijn beschrijvingen soms zeer gewaagd, nooit echter zal hij op een direkte wijze het sensueel genot schilderen. Bij hem gaat het altoos gepaard met het genot der gruwelikheden. Zijn geschriften worden iets meer dan een leerboek der erotiek, zij worden een leerboek der wreedheid. De jonge Duitsers die naakt en dronken van bloed ten aanval trekken in het morgenlicht, lijken bijna simpel en normaal naast de helden van Malraux; want hun passie is tenminste levendig, hun afschuwelik genot is een genot. De helden van Malraux vinden in hun dorst naar bloed en den dood, niets anders dan een afgrijselike
| |
| |
bitterheid die eindigt in een demoniese grootheid. Zij worden hun eigen schrikbeeld, de obsessie van een onoverwinbare eenzaamheid. In hun dorst naar bloed en dood staan zij doorhuiverd van het verschrikkelik woord ‘alleen’: ‘Solitude d'abord et solitude toujours...’ Ik ben het natuurlik volstrekt eens met de bewering dat er ontzaglik veel menseliks besloten ligt in de gedurige krachtinspanning om zich te bevrijden uit de ijselike eenzaamheid in de soms droevige menselike staat; maar het middel kan verschillen. Voor deze helden, en voor Malraux, komt het er op aan een toxicum te vinden: toevlucht tot de waan, ‘Rien n'existe, tout est rêve’ zegt Clapique; Kyo leeft in de roes der aktie ‘d'une façon grave et préméditée’; Tchen zoekt de bevrijding in het terrorisme, hij denkt ze daarna te vinden in de moord en tenslotte in de zelfmoord. Voeg daarbij die gedurige jacht op intoxicatie door opium, intoxicatie door de vrouw. Een der personages uit ‘La Condition Humaine’ zegt ‘il faut toujours s'intoxiquer!’
Deze dorst naar vernieling en om zichzelf te vernielen heeft waarachtig een zonderling smaakje... - maar dat men dan ophoudt met ons wijs te maken dat dit is ‘la condition humaine’!
- Deze duistere, onleesbare boeken behoren tot de eigenaardigste van deze tijd. Zij tonen ons aan wat er kan geworden van een soort koude ontstuimigheid, geheel tegen zichzelf gekeerd, en alleen maar steunend op het genot der gruwelikheden. Een helderziende intelligentie leidt deze helden, - die allen op elkaar gelijken door dezelfde verschrikkelike passie en dezelfde verschrikkelike ontgocheling - en laat ons toe doorheen eindeloze, vervelende bladzijden, plots een schoon toneel te vinden dat levendig is, groots lijk in sommige bittere treurspelen van Shakespeare. Maar indien we aan deze boeken, litterair, kunnen verwijten ons niets anders te schenken dan wat mooie tonelen in een ontmoedigend geheel, hoeveel te scherper dan zullen onze verwijten zijn aan de ziel van dit werk. Wij mogen ons niet vergapen aan de verheven toon, de wanhopige hoogmoed, de allure waarvan een verderfelike charme uitgaat, en die soms groots zijn. Maar ONMENSELIK groots, DEMONIES groots. Wij mogen ons niet vergapen aan dat alles wat in ons de intellectuele sympathie voor Malraux zou kunnen verwekken. Elke deugd kan te niet gaan in
| |
| |
een ondeugd die haar verwant is: wij weten allen tot welke buitensporigheden de naastenliefde die van haar doel is afgeweken, kan leiden, en indien we het niet weten dan zullen de Russen ons het antwoord geven... De deugd van Malraux is een andere deugd: zij is niettemin van haar doel afgeweken en misschien mogen we hiermee besluiten dat Malraux in zijn boeken, vooral in La Condition Humaine, nooit iets anders heeft uitgewerkt dan de verderfelike, de dodende drang naar het ‘heroisme’.
|
|