lijk hebben om te bewijzen, dat overal aanslagen geschieden op het dierbaarste bezit van enkeling en gemeenschap, waar het geweld en de overmacht in de plaats zijn geschoven van het recht.
Wij doen een eerlijke poging om het ontwaakte nationale Duitschland te begrijpen en te beminnen, maar bij deze gelegenheid moet het ons toch van het hart, dat de houding der S.A. mannen tegenover weerlooze gevangenen ons slechts met afkeer en walg vervullen kan. En hoe vergeefs dit ook wel zij, wij vereenigen onze stem met het protest van allen die in West-Europa, tegenover zulke feiten, hun geweten niet kunnen doen zwijgen.
Zulks bewijst niet dat wij het nationaal-socialisme vijandig zijn en nog veel min het Duitsche volk. Integendeel wij erkennen in de Hitler-beweging veel goeds aan te treffen en ons te kunnen vereenigen met verschillende punten uit zijn programma, al verwerpen wij ook beslist de nat. socialistische methoden.
Het gaat niet een commentaar te schrijven bij het feitenmateriaal dat Rolf Brandt aanbrengt. Het dient erkend dat hij met een uitzonderlijk talent datgene gekozen of verworpen heeft, dat hem paste of niet. En of hij de juiste geest wel weergeeft van al de menschen waarover hij het heeft, dient om meer dan één reden sterk betwijfeld. Over andere eersterangspersoonlijkheden, Brüning, bij voorbeeld, rept hij geen woord.
Terloops wordt ook de kwestie der teruggave van Eupen-Malmédy aangeraakt. Als de Duitschzijnde en -sprekende bevolking van die kantons naar het Rijk terugkeeren wil, zouden wij er voor zijn, hun alle vrijheid te laten. De naasting dier gebieden moet geen reden van wrijvingen en geschillen blijven, als zij op onrecht steunt.
Alles samen genomen, is Brandt's boek wel belangwekkend, doch om aanspraak te kunnen maken op een bijdrage voor de geschiedenis, is het veel te partijdig en te eng van opvatting en geest.