| |
| |
| |
Leven
Het Vlaamse Proza in Groeikramp W. v.d. Aker
Het vlaamse proza komt los uit de atmosfeer van naturalisme, sensualisme en estetiese tutti quanti, los uit de inhoudverslindende taalplastiek van Streuvels, los uit de pallieterparodieën van de zich zelf plagiërende Timmermans, los alzo uit het realisme van lagere rang, dat, ten onzent, met de gemakkelike, want geen kennis eisende schildering van dorpsmilieus, provinsienesten en proletariershuishoudens bijna een tradisie werd, een soort konjunktuurwetenschap van de zogenaamde geestesnood der kleine luiden, een quasi-kulturele konjunktuur, even nutteloos en even ondoelmatig als de pseudo-ekonomiese pseudo-wetenschap van dezelfde naam. Het vlaamse proza wordt eindelik grootnederlands, het is daarbij een feit dat, het in de beide voor de hand liggende boeken, over de esteterige kloofmakerij der tachtigers en negentigers heen, de ideaaletiese lijn hervindt, op het punt waar zij door de bourgeoisreaktie afgebroken werd, namelik bij Multatuli. Zo is het goed.
| |
Baltazar Krull's hart zingt maneschijn. Novelle, door Kurt Köhler.
De geschiedenis van Baltazar Krull, alhoewel hijzelf door zijn auteur op de open idealistiese, rein-menselike hoogvlakte boven de partijen en boven de kapitalistiese staten wordt gesitueerd, hangt nog, naar de tekniek en naar de ideologie, verstrikt in het ekspressionisme. Naar de tekniek, omdat de auteur de sintese laat worden uit de onmiddelike, subjektieve aanwending der fenomenen. De voor de auteur zinloze kaos der naoorlogse maatschappij, waarin Baltazar Krull zich beweegt, wordt hier gesuggereerd door een reeks onzinnigheden, inkonsekwensies, kausale onwaarschijnlikheden, paradoksen, onevenwichtigheden, onwerkelikheden, waarvan er hier en daar een, waarschijnlik ter intensie van de lezer, op meer frappante wijze onzinnig, inkonsekwent, enzovoorts, is. De reeds aan het begin van het boek beschreven intoksikasie van de held door opium is bijna een simbool van het doorheen heel het verdere verloop van het boek als opium op de geest van de held inwerkende tastbare gebeuren rondom hem. Ineenvlechting, éénwording van
| |
| |
realiteit en ervaring der realiteit. Zo belanden wij vanzelf bij de ideologie van het boek. Wij bevinden ons volop in het laatste stadium van het exspressionisme, als tekniek en als mentaliteit. Surrealisme. Triomf der sensasies. Het is werkelik niet meer nodig, dat de auteur zelf zegt dat de poeet wel degelik een attrakienummer is, opdat wij in zijn werk de Paul van Ostayen van de ‘Gebruiksaanwijzing der Liriek’ zouden terugvinden. Zooals het boek hier voor ons ligt is het een treffend beeld van gene generasie, die, uit het woeden van de wereldoorlog op een hoge vloed van humanistiese, pasifistiese, kommunistiese idealen vertrokken, gedurende de periode van kapitalistiese schijnprosperiteit in de jaren 1922 en volgende weer verebt, naar de estetiek terugdobbert en tenslotte strandt in het surrealisme. Tot zuiver proza kon men het bezwaarlik brengen, hierin heeft de liriek vijf voor gehad. Wat trouwens rechtvaardig is.
Er zijn in Baltazar een aantal literair sterke passages, m.i. blijft de sterkste wel deze, waarin de uiteenkogeling van de kommunistiese betogers wordt beschreven, en zulks niet om deze redenen, dat zij niet per sé subjektief ekspressionisties, noch absoluut surrealisties sensasioneel is, maar wel om haar direktheid. Zij is juist, bijtend, saamgebald, sinteties, zij is bijna een gedicht. Hier volgt zij:
‘De massa vertraagt automaties de stap. Massa-aarzeling loopt over de hoofden. Wederom schommelt de massa heen en weer.
Kreten weerklinken. Gefluit.
Leve sowjet rusland.
Schoudert het geweer!
Weg met de bourgeoisie
Geeft acht!
Wij eisen brood
VUUR!
brood
VUUR!
brood
VUUR!
De mens leeft niet van brood alleen, kristussen sterven niet slechts op Golgotha, en withouten kisten gebruikt men niet uitsluitend voor het verzenden van sinaasappels.’
| |
| |
Het is tenslotte een grote verblijding, die uitgaat van dit automaties-onthullende boek, nl. dat de idealist het wint op de sensasiemens. En meer nog verblijdt de kwaliteit van dit ideaal. Een ideaal van een Mens, zoals ik reeds zei, gesitueerd in de rein-menselike sfeer boven de staat en boven de partijen. Baltazar Krull, de door het opium der sensasie tot blind werktuig geworden mens in de hand van de staat, mist de sensasie, wanneer de staat hem een twede maal opvordert tot verraad. Hij weigert een twede maal de kommunistiese partij te verraden, hij weigert evenzeer het werktuig te zijn, dat tot de val van de nationaalsolidaristen moet akteren. Tegenover de brutale, onontkoombare dwang van de staat, in wiens dienst hij zich als mens tegenover zichzelf heeft gekompromiteerd, ontwaakt deze nieuwe en laatste sensatie: de nobele instinkten van de soort hervinden zich, en Balthazar Krull stelt de konsekwente, verlossende daad:
‘Hij stapt geluidloos uit het bed. Kleedt zich glimlachend, als bij de gedachte aan iets wonderbaars. En vult zijn zakken met de idealen van anderen: hakenkruis, vlaamse leeuwenspeld, drie pijlen, driekleurig blazoen. Hij verwondert er zich een ogenblik over hoe licht dit alles samen weegt. Deze gedachte vermaakt hem. Uit de kast neemt hij enkele papieren en een nikkelen schijf “Politieke Veiligheidsdienst”. Ook deze zaken bergt hij weg... Baltazar stapt langzaam in het water. De gelynchte negers van Ohio waaien hem bemoedigend toe: Moed, blanke broeder...’
Het figuurtje uit het sensasionele Punch-nummer is nu inderdaad aan zijn eind gekomen. Maar in zijn plaats staat de mens op. De mens met zijn twee voeten op de aarde, die geen geloof behoeft aan het mirakel, omdat hij weet dat het instinkt van de soort binnen in hem het mirakel is, dat hij groeien moet boven de belangen, boven de staten en boven de rassen uit, omdat het niet anders kan. Dit boek is een eind en een begin.
| |
Mensen in strijd. Een bundel verhalen door Geert Grub.
Want de huidige wereld is kaos, wanorde en ontbinding, en deze heeft haar einde bereikt, het kan niet langer gaan zoals het gaat, daarover is ieder het eens. Maar de nieuwe opgang weent om
| |
| |
de pijnlijkheid en om de duur van alle groei. Vele partijen streven naar de macht, en elk van hen gelooft in haar roeping, in de mogelikheid door integrale toepassing van haar programma de orde te herstellen. Maar geen dezer programmas omvat de hele mens, daarom kan geen enkele partij de hele mensheid omvatten. De slinger, die de machtsverschuivingen der partijen bepaalde, is tot stilstand gekomen. Daarom zien wij de eindeloze reeks kongressen elkaar opvolgen in een vicieuze cirkelgang: alle energieën worden opgeslorpt door de strijd om het behoud der veroverde posities. Van uitkomst in deze richting is geen spraak.
Wij zijn ons van deze stand van zaken scherp bewust geworden, wij verwachten niets meer van de officiële politieke leiding, dan zien wij ook iets anders in: dat wij zelf het werk der regeneratie moeten doen, over de partijën heen.
Hier staan wij, waar ook Geert Grub staat, een eind verder op de weg waar wij met Kurt Köhler belandden. Geert Grub reikt reeds bewust naar een hogere orde in de maatschappij der mensen, hij weet, dat met de oude middelen, die oorzaak waren van de wanorde, geen orde geschapen kan worden: hij gelooft niet aan het mirakel. Hij weet ook, dat op het oude niveau geen orde de plaats kan nemen der wanorde, die aan dit niveau inherent is. Hij weet, dat dit niveau overwonnen moet worden, dat de mensheid stijgen moet, wil zij niet reddeloos tenonder gaan.
Stijgen. Maar nog is hem de vorm der komende gemeenschap een vaagheid en een vraagteken. Maar hij is op de goede, zekere weg, en hij weet dit. De filosofie van ‘Mensen in Strijd’ is geen andere, en zij ligt als dusdanig scherp en duidelik omlijnd verwoord in het ‘Manifest 1926’, dat schrijver zijn boek ter inleiding gaf. En het essentiële uit het manifest kunnen wij beschouwen als zijnde door de beide volgende passages bepaald, waarrond de verdere inhoud slechts een argumenterend voorbereiden, verduideliken en verklaren is:
‘Wie een verwaarloosd stuk land bezaaien wil, gaat niet uit en werpt het zaad tussen het onkruid. Hij rukt het onkruid uit en ploegt het land om. Dan eerst strooit hij het zaad in de voren. Zo is ook onze eerste taak af te breken. Wij moeten sloperswerk verrichten in de geesten. - Zoals bij het uitroeien van het onkruid
| |
| |
de gedachte aan het zaaien voorzit, leidt ook de gedachte aan de opbouw ons bij het afbreken.
... omdat wij niet mogen twijfelen aan de evolutie der mensheid, al weten wij dan ook niet hoe die evolutie zich verder te ontwikkelen heeft. Ons geloof in de mens en de mensheid dikteren ons hier vertrouwen.
En tenslotte nog deze profesie, die ook het manifest besluit:
‘Wees mens. Merkt gij, dat uwe belangen zo zijn dat er naast hen geen plaats is voor die van anderen, kunt gij u niet beperken binnen de redelike grenzen uwer behoeften, - bereid er u dan op voor uitgeworpen te worden. Er zal geen plaats meer zijn op aarde voor wezens zonder gemeenschapszin en zonder verantwoordelikheidsgevoel wanneer de van zijn ketens bevrijde Mens bezit zal nemen van zijn wereld. Want hij zal komen om orde te scheppen in de kaos van willekeur en machtsmisbruik, die zijn huis onbewoonbaar hebben gemaakt’.
In de verhalen, die het boek uitmaken, zal Geert Grub dan het afbrekende werk doen, dit, is, hij zal aanwijzen waarin de maatschappij kaos is, hij zal deze gebeurtenissen laten leven voor onze ogen, wij zullen de gevolgen zien, opdat de oorzaken ons ontsluierd worden. En daar de rechtbank is als een spiegel, die het wezen en de draagkracht der heersende opvattingen onthult door de gevelde vonnissen, voert schrijver ons vooral voor de rechtbank, en aan de hand der voorgebrachte gevallen toont hij ‘het manke recht’ dat het spiegelbeeld is der manke maatschappij. Want de wet is het werk van mensen, en zij steunt op macht. Ook de morele wet is het werk van mensen, en deze steunt niet meer op macht, maar op konvensie. Macht en konvensie, de wet van de sterkste en de wet der traagheid. Maar de wetteksten en morele formules evolueeren samen met de mensheid, zij worden door deze evolusie bepaald, maar zij worden slechts formules wanneer de evolusie zich reeds voltrokken heeft, wanneer de mensheid reeds weer verder is gegaan. De besten, die reeds voorgaan bij de nieuwe opmarsch, die zich reeds, bij deze groei, telkens weer een idealer beeld vormen der samenleving en der persoonlikheid zien dan waarin de oude wetten mank gaan, en uit dit inzicht, uit het onrecht, uit de ellende en uit de disharmonie, die het toepassen der wet schept, her- | |
| |
kennen zij waarin de persoonlikheid te kort schiet, en zij herkennen ook waarin de verhouding der personen tot elkaar, in andere woorden, waarin de gemeenschap onharmonies is. Het grote woord is gesproken: harmonie. Daarin lost zich alles op, alle kunst, alle wetenschap, alle gemeenschap, en alle regel die de gemeenschap beheerst. Harmonie betekent rustige aktiviteit of aktieve rust, gezondheid, geluk, groei. Disharmonie vertaalt zich door de toestanden die wij onder het woord ‘verval’ samenvatten, en dit op alle gebied. De westerse beschaving is in verval:
godsdienstig, artistiek, ekonomies, en daardoor kultureel. Schrijver toont ons de tekenen van dit verval. Dit is zijn grote betekenis. Werken als dit helpen de mentaliteit scheppen die tast naar de oorzaken van het verval, zij zijn het begin der wijsheid, zij ontbloten de wonde, opdat men het geneesmiddel herkenne, zij rukken het onkruid uit en ploegen de aarde, in afwachting dat het goede zaad worde gezaaid. Zij zijn scheppend in hun schijnbaar afbreken.
Het aanleggen van een estetiese maatstaf aan dit werk, gaat niet op. Het heeft geen estetiese pretensies. En, met de les van Multatuli voor ogen, vermits ik toch bij hem heb aangeknoopt, kan ik het zelfs voor verkieslik achten, dat in ‘Mensen in Strijd’ geen Saidjah-verhaal voorkomt. Ik kon sommige literaire gebreken aanstippen, en hier en daar een inkonsekwensie van ondergeschikt belang, de geest zelf van het boek zou er niet door worden aangetast, tenzij voor hen, die niet verder willen of kunnen zien dan de lengte van hun esteties geörienteerde neus, en dit is niet ver. Over de estetiek zelf, en over de vraag of zij doel dient te zijn dan wel middel, kan ik hier met vrucht herhalen, wat ik reeds eerder aan een mijner lettervrienden schreef: ‘Wij echter, die ons werk een middel weten tot propageering en stellingname van en in de tijdsproblemen (deed ook een Goethe dat niet?) wij kunnen ons niet bij deze estetiese opvatting neerleggen, wij moeten kampers zijn: Robespierre's van de literatuur. Wij moeten de revolutie schrijven met de pen, in de geesten, in afwachting dat het woord vlees worde. Ons ideaal is het ideaal van Kristus en van het Kommunisme: de geest moet zegevieren over de stof, de mens moet heer zijn en de stof gebruiken naar zijn behoefte, niet omgekeerd, zichzelf en zijn soort verbeesten omwille van wat stoffelijk bezit. Wij moeten
| |
| |
uit deze anarchie geraken, die het liberalistiese stelsel veroorzaakt heeft. Wat is, naast zulk een ideaal, de estetiek van een vers, ik vraag het u’.
| |
Een andere klok Jan Vercammen
De voorgaande bijdrage noopt ons terug te komen op ons besluit, het boek van Geert Grub enkel een paar regels te geven. Zie de recensie, waarschijnlik in ditzelfde nummer. Onze kristenlevensopvatting verzet er zich niet tegen, de bijdrage van v.d. Aker in dit tijdschrift een plaats te geven. En wel, omdat het ons ter harte gaat, onze medekristen lezers hun geloof meer en meer te doen beleven. We hebben een hekel aan de mentaliteit: We hebben de waarheid en in de waarheid rust. Het is niet de eerste maal dat we die mentaliteit als verderfelik en gevaarlik aanwijzen. Voor onze niet-gelovige lezers laat het de andere klok horen, waarna we de kwestie aan hun eerlikheid overlaten. Diesvolgens zullen noch Geert Grub noch Van den Aker iets hebben tegen haar geluid.
Laten we vooropstellen, dat veel in deze een kwestie is van geloven of niet. Dus dat overeenkomst op sommige punten onmogelik zal zijn.
V.d. Aker vertikt het een estetiese maatstaf aan ‘Mensen in strijd’ aan te leggen. Laten we zeggen: de literaire waarde van dit boek is niet veel minder dan nul. De taal is trouwens lang niet zuiver. En zo staan we dan geheel op het gebied van de inhoud.
Laten we aannemen dat Geert Grub naar een hogere orde reikt in de maatschappij. Wij aanvaarden het doel, maar houden zijn aangegeven middelen voor een ontstellende vergissing, die hem en zijn geestgenoten fataal naar een kaos moet leiden, waar de mogelijkheden tot herschepping ontzettend miniem zullen zijn. Het getuigt van een naïef gemis aan mensekennis de niewere wereldorde op de mens zelf te willen bouwen. Zonder ander houvast dan zichzelf glijdt de mens noodzakelik naar de diepte. Het menselike behoeft het bovenmenselike om menselik te kunnen blijven; menselik dan genomen, in de zin van: strevend naar het hoogste mens-zijn. We verwijzen hiervoor naar het boek van de niet-katolieke Foerster, ‘Kristus en het menselik leven’, dat nochtans voor onverwittigde
| |
| |
lezers een zeker gevaar van modernistiese interpretatie biedt. Veel zedelike krachten, die à priori door sommige moderne etiekers in de mens of de mensheid worden aangenomen, steunen enkel op de traditie van bijna twintig ewen kristendom. Zodat de moderne a-kristene teorieën leven van wat ze bestrijden, en dus moeten ten onder gaan aan wat ze willen. De tragiese wedloop naar de ondergang kent nog andere vormen dan oorlog of half-ekomiese, half-sociale wantoestanden. De Marxistiese ideologie heeft trouwens haar taak vervuld; taak, die haar histories belang heeft, maar velen een doorslaande dezilluzie ‘rijker’ maakte. Wij geloven niet in de demokratie, omdat zij zelf het ons geleerd heeft en omdat we de sociale instinkten van de mens, niet alleen niet à priori voor goed houden, maar ze tevens niet als zoveel - overheerschend hebben leren kennen. Demokratie is een eenzijdigheid, die onvermijdelik tegen haar antinomie moest aanbotsen. We voelen reeds de schok. Zullen we hopen op de overwinning van de éne of de andere. Neen! We hopen op een pakt van gelijke machten.
V. de Aker schrijft: ‘hij (Geert Grub) weet, dat met de oude middelen, die oorzaak waren van de wanorde geen orde geschapen kan worden.’ Dat is een zeer onduidelike en bovendien zeer goedkope bewering. Middelen kunnen verkeerd gebruikt worden, zonder in zichzelf ongeschikt te zijn tot een doel, in ‘casu’ de hogere orde der maatschappij. Het is daarom in het geheel niet nodig aan het mierakel te geloven, al sluit het dit ook niet uit. - Welke wanorde is inherent aan een niveau? Welk niveau bedoelt Van den Aker? In ieder geval geloven we, dat op elk niveau (van de kultuur?) een orde mogelik is. En we geloven niet, dat een niveau kan overwonnen worden, ook niet met geweld. Wel geloven we aan de evolutie, die we aanvaarden te bestaan, zonder Hegel carte blanche te geven, uit elkaar van zelf in evenwicht brengende machten met een mysterieuze grond in iedere verplaatsing van de zege. Op één punt gaan we akkoord: de mensheid moet stijgen, wil ze niet reddeloos ten onder gaan. Maar wil ze stijgen, dan zal ze moeten geloven aan het individu. Sociale zielen vormen een moderne mietologie, die zoals de Griekse, een basis van werkelikheid heeft, maar ins blaue hinein werd geheven en gebouwd.
V. de Aker neemt aan dat Geert Grub op de goede zekere weg is naar de komende gemeenschap. Hij bepaalt niet verder. Dat ware
| |
| |
nochtans nodig om te begrijpen. Vooralsnog is die weg alleen een ruïne. En dan? - Wie onkruid uitroeit, weet wat hij zaaien zal.
V.d. Aker noemt, dat de morele wet het werk van mensen is en op konvensie steunt. Wij maken onderscheid! Er is nog de morele wet (en ze is dè Wet) die steunt op de enkele natuur, en als dusdanig stamt van de Schepper, die het raderwerk in gang heeft gezet. En deze wet, die het leven van elk goed mens beheersen zal, steunt niet op konvensie, maar op het leven zelf.
Waar v.d. Aker schrijft ‘ons ideaal is dat van Kristus en het Kommunisme’ bewijst hij een flagrant gemis aan inzicht, dat in de laatste tijd wel meer is uitgedrukt. Niets is zo onverzoenbaar dan deze twee idealen, omdat hun grondslagen volkomen tegengesteld zijn. Maar wie niet in de godheid van de Kristus gelooft, moet noodzakelik in zijn lering verloren lopen.
Het zou ons verder spijten, dat V.d. Aker zijn talent, waaraan we zijn gaan geloven, ten dienste zou stellen van de fanatieke tendenzkunst, die door maanzieke mandolinisten wordt geëist met het brede gebaar dat echter slechts des toneels is. Wie een gedachte propageren wil, doe het. Wij zullen het desgevallend ook doen. Maar dan weten we het land der kunst te zijn uitgetreden. Ontroeren is iets, bewijzen wat anders. En Geert Grub is aan de hemel waar Multatuli blikkert nog met het blote oog onzichtbaar.
We hebben Kurt Köhler's boek met de onmogelike tietel niet gelezen. Diesvolgens laten we de klok uittampen. Uit wat we hier daarover lezen, kunnen we omtrent opmaken, dat Balthazar Krull een der slachtoffers is van de hiervoor aangeduide vergissingstragiek. Zelfmoord is voor ons geen verlossende daad, vermits ze de mens tot het inzicht der vergelding brengt op een punt, waar geen verlossing meer mogelik is, indien het inzicht dàt is der mislukking. Zelfmoord is voor ons hoogstens de daad van iemand die de moed heeft laf te zijn. In werkelikheid: een ongerechte aanmatiging van de verhovaardigde mens.
Om nog even op het boek van Geert Grub terug te komen: het manifest, dat v.d. Aker zo belangrijk schijnt te achten, is enkel een model van nietszeggende retoriek, dat zijn tegenhanger heeft in de klassieke rede van de verkiezingskandidaat, enkele waarheden als
| |
| |
koeien niet uitgesloten. Maar waar de schrijver zegt, dat het individu niet telt wanneer het leven der gemeenschap bedreigd wordt, daar antwoorden wij: alleen het individu telt, omdat alleen het individu voor een onsterfelike ziel te verantwoorden heeft.
En Geert Grub laat het bij ons geheel in de steek, als hij uitroept dat ‘wij, dichters’ de marsj der revolutie moeten slaan. Dietse Warande heeft zich laatst nog vrolik gemaakt over een dergelike aanmatiging van een zekere heer de Roover in het blad waar ‘kunst en letteren’ een hok vormen dat alle bezoek ontvangt, ook wat nergens wordt gegeerd. Wijs is hij, die er buiten blijft, zolang de portier niet vertrokken is naar zijn eenzame linde tussen de in weer en wind werkende boeren.
|
|