Het summum van zijn artistieke scheppingskracht bereikt VERSTRAETEN met zijn sneeuwlandschappen. Dit is niet de sneeuw uit het Zwarte Land als bij een Pierre Paulus; ook niet de melancholisch getinte, als bij een Baertsoen; maar de echte en onvervalschte, de sneeuw in maagdelijk gewaad, zooals ze geruischloos neerviel op de landouwen en de dennen in zijn omgeving. VERSTRAETEN'S ziele jubelt als het sneeuwt, en deze vreugde uit zich in een streelende, rijke kleurenharmonie. Soms wordt het iets tooverachtigs, als bij ‘sneeuw in het bosch’, waar de takken sneeuwuitspattende fusées lijken. Iets idyllisch, met nochtans een tragische noot, want, hoe hij ook eenerzijds idealiseert, anderzijds verraadt het donkergetinte takkengeraamte toch de wintersche ontbladering of ziet men de rave: ‘die, roeiende op en door den schaars gewekten wind, gelijk een dwalend spook, eilaas geen ruste en vindt’.
Niettegenstaande VERSTRAETEN in allereerste instantie een landschapschilder is, toch figureert haast op elk doek de landelijke bedrijvigheid. Doch, we moeten ons dit niet voorstellen als bv. bij Van Sassenbroeck, waar de mensch het landschap domineert. Het werk van VERSTRAETEN kenmerkt zich duidelijk door een drang naar een eindelooze, alomvattende uitbeelding. Hij kan zijn kleuren zoodanig in diminuendo schakeeren, dat men nauwelijks een horizon merkt. Zijn grootsche synthesen toonen de superioriteit aan van het weidsche landschap midden hetwelk de menschelijke activiteit verzwindt als een miniem deel van het groote natuurgebeuren.
We zijn overtuigd dat de geschiedenis met dankbare piëteit de naam en het werk van den meester van Sombeke zal vermelden. Waar we ‘chronologisch’ volop door den vloed van het expressionisme overweldigd worden, toch mogen we gerust verklaren, dat het werk van VERSTRAETEN alle verdere evolutie van de kunst - hoe radicaal ze ook schijnbaar tegenover zijn werk moge staan - zal trotseeren, daar, naar Herman Poort terecht beweert: ‘alle groote kunst van alle eeuwen eigenlijk expressionisme is geweest, want alle groote kunst is steeds gericht op innerlijkheid’ en voegen we hier aan toe, dat de innerlijke waarde van zijn werk er een is van het alleredelste gehalte.