| |
| |
| |
Leven
Dienstweigering en Fascisme Geert Grub
In ‘Roeland’ van 30 Juli verklaart R(ené) L(agrou) tegen dienstweigering te zijn daar ‘dienstweigering ingegeven door pacifisme verkeerd is omdat het pacifisme als geest elke nationale weerbaarheid verlamt’ waar zeer duidelijk fasjistiese argumentatie in te herkennen valt.
Hier tegenover zouden internationalisten kunnen zeggen voor dienstweigering te zijn, ‘omdat pacifisme als geest elke nationalistiese aanvalskracht breekt’, waarmede we dan tot het uitgangspunt komen van het ontwapeningsbeginsel.
Het is een feit dat het ontwapeningsprinsiep zijn oorsprong dankt aan de, vooral kort na de oorlog duidelike anti-oorlogszin der massas in alle landen, zoals het militarisme een herleving kent dank de opkomst van fasjistiese, d.i. eng nationalistiese, stromingen.
Dienstweigering om pacifistiese redenen is eigenlik een gevolg van de na-oorlogse ontwapeningsconferenties, het is aktieve ontwapening, ontwapening in feite daar waar de zich eindeloos opvolgende conferenties met al hun eindeloos gepraat slechts van niewe oorlogen in de kraam gekomen zijn. Tegenover dit voos gepraat staat dienstweigering als de Daad. Als men de resultaten der conferenties ziet, zou men het antieke ‘si vis Pacem para Bellum’ willen omkeren in ‘si vis Bellum para Pacem’, wilt gij de oorlog, bereidt u tot de Vrede, want spijts het paradoksale is dit toch de waarheid daar de ontwapeningskonferenties alleen naar buiten en in schijn naar vrede gestreefd hebben als camouflage voor de zich beter uitbouwende innerlike versterking, modernisering en bewapening. Tegenover het machteloze van boven-af ijveren, staat dienstweigering als feitelike ontwapening door de volkshand zelf. Het spel der belangen en interesten die op konferensies het hoogste woord voeren en achter de schermen aan de touwtjes trekken, maakt verwezenliking van het ontwapeningsagenda onmogelik, omdat militairen, groot-industrieëlen en regeeringslieden de vrede niet mogen noch kunnen willen. Daarom zijn allen kwakzalvers ge- | |
| |
worden op vredesgebied; zij willen allen juist dat wapen afschaffen of beperken dat zij zelf niet deugdelik bezitten, om, als de anderen het wapen willen afschaffen of beperken dat zij wel hebben, tot akkoordjes en konsessies bereid gevonden te worden die niets verhelpen, niets opruimen, en ten slotte helpen nog meer ten oorlog uit te rusten.
Tegenover deze uitzichtloze strijd van hen die de vrede niet kunnen behartigen, staat de dienstweigering als wil tot vrede van het volk zelf dat in zijn gezanten en afgevaardigden bedrogen is geworden, die meer oren hadden naar de stem der ware meesters, de wapenfabrikanten (Shearer-schandaal) dan naar de opdracht om welke te vervullen zij naar Genève togen. Het volk begint aldus aan de basis af te breken, het volk dat ten slotte de levens zal moeten leveren en later de gebroken potten te betalen krijgt. Door het materiaal dat gekocht en vernieuwd wordt bedienaars te ontnemen, verzwakt het dus de gevaarlikheid van een rampmasjiene, en waar dit in alle landen plaats heeft, verlamt dit geen weerbaarheid (de internationale dienstweigeringsaksie schept hier een even- en tegenwicht dat zijn doel bereikt zal hebben als alle generalen in alle landen zonder troepen zullen staan) en komt uiteindelik tot dat wat de palabers in Genève of waar ook nooit zullen bereiken: algehele ontwapening.
Voor wat de innerlike weerbaarheid betreft hoeft niemand beducht te zijn: zelfs dienstweigeraars aan een regiem of een kaste zullen graag en zelfs vrijwillig ten strijde trekken als de ure slaat, om het monster van de oorlog met eigen wapenen te slaan, alsmede zijn belanghebbenden.
Nu kan men natuurlijk ook andere middelen onder ogen nemen, maar het belang van dienstweigering mag niet onderschat of verminderd worden ware 't maar omdat het het vuur aan de schenen legt der militaristen en het volk anderzijds op een wapen wijst dat het in handen heeft om de macht der oorlogsmakers te kortwieken.
* * *
Dat militaristiese organisaties tegen dienstweigering zijn valt samen met de fasjistiese orientasie dezer. Het oorlogsgevaar wordt er zeker niet minder door nu allerlei nationalistiese, fasjistiese,
| |
| |
ideëen aan de orde van de dag zijn. Het fasjisme is geen nieuw geloof. Het is een niewe dwaalleer, zoals mijn vriend Willem van den Aker in het Sinteties Biologies Statuut waaraan hij werkt duidelik klaar maakt. Waar de wet van alles is ‘te groeien’, zal ieder rechtdenkende het met hem en mij eens zijn dat dit groeien voor de mens en de mensheid naar de hoogte moet gericht zijn. Verbetering, verdeling door meer ontwikkeling, betere levensomstandigheden en algehele verheffing op hoger plan. Wij moeten er naar streven een trap hoger te komen in de lijn der menselike evolutie. Schoner, edeler, en, laat me dit woord gebruiken, heiliger worden. Groeien als mensen, zoals de mensheid van af de grotbewoner gegroeid is tot het intelligente, beschaafde en hoogstaande wezen welk wij zo graag voorgeven te zijn, wat er wel op wijst dat we het zouden willen zijn en hierin onze natuurlike bestemming zien. Het fasjisme brengt onze ewen achteruit. Het wil ook groei, maar in de breedte, ekspansie, uitbreiding en zoekt daarvoor macht om met die macht te veroveren. Gedenk het ‘wat gij niet wilt dat u geschiedt, doe dit ook aan anderen niet’ en gij zult een wijze leefregel volgen. Want wie er naar streeft macht te krijgen om macht over anderen te kunnen uitoefenen, wacht het gevaar in knechtschap geklonken te worden wanneer een ander eer aan de nodige macht geraakt om zijn wil en belang op te dringen. Dit ontketent een onzedelike wedloop, een strijd die niet dan noodlottig kan zijn voor de mens in het leven als voor zijne waardigheid.
De volkerenverbroedering, de internationale verstandhouding waartoe zowel de ontwikkeling van het verkeer als de ekonomiese noodzakelikheden en vollediger onderwijs voerden, komt er bij in het gedrang als vijandig voor de zich meer en meer autarchies beeldende, d.i. in eigen huis opsluitende gemeenschap. (in afwachting tot ze uit het huis komen om het dak over andere volken te hangen).
De eenparig, door kapitalisme en imperialisme geeksploiteerde volkeren welke bij het ineenstorten van de wereldoorlog ontdekt hadden bedrogen en geplukt te zijn, hadden zich, in de gemeenzame rouw en nood, leren verstaan, beklagen en waarderen. Zij vloekten de oorlog, vloekten de verantwoordeliken (elk land beijverde zich dan ook die op de schouders van de andere partij te schuiven) en reikten elkaar, over de grenzen heen, de broederhand, die een mensehand was.
| |
| |
Na dra vijftien jaar lossen die handen (zij zijn vermoeid omdat ze daarboven in al die tijd de wens van hun harten geen werkelikheidsvorm wisten te beelden) het opgezweept nationaliteitsgevoel, waarin elk volk redding beloofd werd voor een slechts solidair en internationaal op te lossen probleem, verandert hun vertrouwen in wantrouwen. Het resultaat, dat logieserwijze hadde moeten volgen, n.l. een internationale verstandhouding langs volkenbond en wereldorganisatie om (Pan-europa, Unie van Kommunistiese Republieken) ten einde een eind te stellen aan het imperialisme dat met het lot der volken speelt als de kat met de muis, en het kapitalisme dat over de grenzen heen zich internationaal verstaat om winst te maken ten koste van mensenlevens, de grote oorzaken van lijden en nood, van krisis en ontreddering, is verloren, tijdelijk ten minste. De in hunne posities bedreigde schadelike machten hebben tijd gevonden hun niewe stellingen op te trekken, en een dezer verschansingen is het nationaal-socialisme dat, na als vlag gediend te hebben om de volkeren terug in hun wederzijdse kooien te lokken, het epitheet socialisme vallen laat zodra de toer gespeeld is. De revolutie is gedaan, zij heet gewonnen zelfs, en wat overblijft is: een zegevierend, sterk nationalisme waarin niets anders herleeft dan het oude, eens veroordeelde patriotisme. En zoals gister joden, intellektuelen, kommunisten en katholieken vervolgd werden, zal het morgen de beurt der nationaal-socialisten zijn die de vervulling van het socialisme eisen.
In plaats van klassestrijd, is er rassenstrijd. In plaats van strijd tegen de kwade machten der bloedige internationale van bank en industrie, volkenstrijd...
In Vlaanderen lopen er velen hoog op met het fasjisme. Dat ze zich spiegelen aan Duitsland. Fasjisme is patriotisme. Het heet Italjaans, Frans, Duits, Deens of Vlaams, en de dag komt dat het ene nationalisme tegen het andere zal staan zoals de oude vaderlanden: wantrouwig, begerig en klaar elkaar op te slokken. Daarom wapenen ze zich, militariseren ze zich, terwijl de ewige vijand van de mens op aarde er zijde bij spint: hebzucht en machtshonger, die de zwakken als prooien verslindt. De cercle-visieux van 1914.
Daarin is geen uitweg voor de mens.
Geen uitbreiding, geen verovering die maar mogelik is ten koste van andere volken (anderen kunnen het ten onzen koste zoeken
| |
| |
het is maar een kwestie van het eerste en de machtigste te zijn) kan ons redden. De vlaming wil zich-zelf zijn. Maar hij gunt ook anderen dat ze zich zelf zijn. Willen de frans-vlamingen in onze volksgenootschap opgenomen worden, ons goed, maar wij eisen hen niet op. Wij zijn geen imperialisten. Wij willen ons-zelf zijn om te kunnen zijn, om te kunnen worden: mensen op aarde, gelijk-berechtigde, vrije mensen die als gelijken staan kunnen naast een Noor of Nederlander, en liefst, naar ontwikkeling, bekwaamheid, kennis en adel, nog iets hoger. Alleen in de hoogte is ruimte voor iedereen. Alleen met geestelik te groeien dienen we ons-zelf best en zijn we de anderen tot nut en vreugde. Dan eerst verdienen wij geacht, geëerd en bewonderd te worden, zoals alle volkeren, van de oudheid tot op heden, maar geacht en bewonderd worden om de daden van hun geest, de uitingen van genialiteit, adel en humaniteit door gaven van hart en geest.
Alleen deze is de weg tot grootheid. De weg der goede oneindigheid. Deze biedt allen vreugde aan en vrede onder elkaar, en welzijn op aarde.
En hier tegenover is het nationaal-socialisties lied een verleiderslied dat ten slotte maar treurnis, rouw en dood meebrengt, om te zwijgen van nationale schande en oneer.
Neen, Vlaanderen, die weg gaat gij niet op!
‘Wij zijn een waardig ras’ (R. De Clercq).
Wij willen omhoog!
| |
Nawoord André Demedts
Wij hebben graag de bijdrage van Geert Grub geplaatst, omdat zij kenschetsend is voor de geestesgesteltenis van een deel der vlaamse jongeren en ons toelaat, over één en ander het eigen standpunt nader te omlijnen.
Er zullen, tusschen de meening van onzen medewerker en de onze, wel meer verschil- dan aanknoopingspunten bestaan. Zulks heeft allerminst belet om hem, in ons blad, de gelegenheid tot spreken te geven: wij wenschen steeds open te staan voor elke eerlijke en onafhankelijke stem, met het inzicht door vergelijking en vruchtbare gedachtenwisseling, meer ruimte en waarheid te brengen in onze eigene en anderens overtuiging.
| |
| |
Vooraf dienen wij aan te stippen, dat wij Geert Grub's oordeel over het fascisme en het nationaal-socialisme ondoordacht vinden en zelfs onrechtvaardig. De lezers van ons blad weten, dat wij geen volgelingen van Mussolini of Hitler zijn, of willen worden, doch wij hebben onpartijdig inzicht genoeg, om voor het goede en schoone dat het fascisme en nat.-socialisme willen, deze bewegingen naar hun waarde en beteekenis te achten en te eerbiedigen. Er is in hen een opbouwend beginsel, dat ons veel dierbaarder is dan zekere marxistische ideologie, en dat wij graag in ons sociaal-katholicisme zouden werkzaam zien. Zulks belet niet dat wij geenszins instemmen met de fascistische staats-verafgoding, het nat.-socialistisch racisme en de gevolgtrekkingen, die eruit voortvloeien, en dat wij ons als christelijke menschen, met al de aandrang van ons geweten en ons gemoed, verzetten tegen de barbaarschheden die de Italianen indertijd en de Duitschers op onze dagen, tegen hun politieke vijanden meenen te moeten plegen. Zonder daarom alle gruwelberichten te gelooven, die de ronde van sommige pers hebben gedaan, gebeuren er toch dingen in Duitschland, die beslist onmenschelijk zijn en de nationaal-socialisten slechts schande kunnen brengen.
Doch, om tot de grond van de zaak te komen, wij zullen wel even antimilitaristisch gezind zijn als Geert Grub, spijts ons antimilitarisme op ander beginselen steunt en vaak naar andere strijdmiddelen zal uitzien, dan die welke hij aanprijst.
Wij moeten onze oogen kunnen open houden voor de vele onrechtvaardigheden, die onder de volkeren bestendigd blijven en het begrijpen dat vele jongeren slechts door wapengeweld een verandering in die toestand verwachten. Wij zijn ervan overtuigd dat zij een kwaad door een kwaad willen genezen, maar ontveinzen ons ook de moeilijkheid niet om op een vreedzame manier te verwezenlijken, wat zij militaristisch willen. Hun standpunt is best begrijpelijk en wij betwijfelen geenszins de edele gesteltenis van velen onder hen, al weten wij ook hoe de oorlogsgeest aangewakkerd wordt door lieden die allerminst de rechtvaardigheid willen dienen.
Een vrede, die voor eeuwen de huidige wanordelijke wereldtoestand en de vele ongerechtigheden verstarren zou, is niet wenschelijk en zou zelfs hatelijk zijn. De opgave voor de vredesvrienden
| |
| |
luidt dan ook niet: vóór alles het militarisme vernietigen, doch wel het onrecht herstellen, en meteen het wapengeweld overbodig en onmogelijk maken. De grootste vijand van de vrede is het kapitalistische stelsel, dat zich van het militarisme bedient om zijn winst- en hebzucht te voldoen.
Of dienstweigering een geschikt middel is om het kapitalisme en het militarisme te treffen, valt sterk te betwijfelen omdat de gelijktijdige en internationale actie, die voor het welslagen noodig ware, zeker onmogelijk is voor het oogenblik althans. Afzonderlijke gevallen zijn zoo zwaar van gevolgen en zoo vergeefs, dat men ze niemand aanraden mag en de eenige propaganda in die zin kan slechts de eigen gestelde daad zijn.
Naast de vraag over de doelmatigheid, dient echter ook en vooreerst vastgesteld of dienstweigering in zich zelf goed en zedelijk is. Wel zijn wij geneigd te aanvaarden dat zich binnen afzienbare tijd de onzedelijkheid van de moderne oorlog opdringen zal, en dat het alsdan niet alleen wenschelijk doch zelfs plicht zal zijn medeoorlogen te weigeren, maar voor het oogenblik kan alleen het persoonlijke geweten een gedragslijn voorschrijven, die slechts bij enkelen geboden kan zijn.
|
|