ik ga niet akkoord waar Bloy het heeft tegen Drumont: ook Drumont was een buitengewoon mens wiens grootheid men, evenals die van Bloy, niet negeren kan, lees hierover Bernanos' prachtig boek ‘LA GRANDE PEUR DES BIEN-PENSANTS’).
Het waarachtige, enige, massive werk van Leon Bloy is wel die stroom, schoon als de Tiber, wiens modder-bedding op goud gelijkt, het biographiese, het ‘vie sans mystère’ over zichzelf: vooreerst de boekdelen die zijn dagboek vormen, de verzameling van zijn brieven, die gebeden-krans en die twee autobiographiese romans LE DESESPERE en LA FEMME PAUVRE. Voeg daarbij de kleine verhaaltjes, geromanseerde stukjes uit zijn herinneringen en vijandschappen en inzonderheid zijn oorlogshistories over 1870 getieteld SUEUR DE SANG. Over dit laatste schreef Albert THIBAUDET, die voorzeker de vriend van Bloy niet kan genoemd worden: ‘Les dernières pages de Sueur de Sang, le MOT, doivent être prises pour un chef-d'oeuvre de la langue; Rabelais emporté par Bossuet, Cambronne sur le trône de Napoleon’...
Het staat vast: Bloy, die in zijn leven zoveel heeft gescholden, wordt ook heden soms in harde termen behandeld en verwenst... Maar Bloy die gans zijn leven zo onzeglik heeft lief-gehad wordt ook heden op zijn beurt door velen bewonderd en bemind. Rond zijn herinnering is er een groep geschaard van vrienden en gebeden. Er zijn bekeerlingen van Bloy. Men kan de invloed, de aantrekkingskracht die hij heeft uitgewerkt op de geest van een grootheid als Pierre Termier niet negeren. Het is best mogelik dat sommigen dier vereerders bij het lezen zijner brieven, waaruit soms een geur van heiligheid opwaait, ook gaan geloven aan mirakelen en een heilige gaan zien in de gestalte van Bloy... het grenst in hun vereering soms tot het sentimentele toe, wat ik niet anders dan betreuren kan, omdat zij negeren vooral het ‘menselike’ in Bloy en niets willen weten van zijn, ook ‘menselike’, tekort-komingen; men moet de grootheid, maar tevens de kleinheid kunnen erkennen van dit leven dat een worsteling is geweest, en een kracht, en een zwakte, doorheen de beslommeringen van het materiele.
Voor ons echter, ligt de grote betekenis van Bloy, in zijn werk: hij is een kracht, de bezitter, de schepper van een stijl (dit woord te verstaan in de breedst levende zin), een stijl van het gebed, een stijl van de armoede, een stijl van het schelden.
* * *