haar lichaam. En zo komt het, dat haar ziel het zo helder doorlichtte, dat allen, die haar kenden, haar schoonheid nooit meer vergeten konden. Haar eens gezien te hebben was genoeg om uw hemelse bestemming zo klaar te voelen, dat het onmogelik was nog verloren te gaan.
En zo komt het ook, dat Amelberga was gegroeid tot de beschouwing van wat wij niet kunnen zien. Is het u nog nooit gebeurd, in een moment van eenzaamheid des harten, de ogen wijd te openen, en te luisteren, te luisteren. Want te weten nabij zijn het antwoord op een der honderd vragen, die u 't leven heeft gesteld. Maar ge ziet niets. Ge hoort ook niets. Maar ge weet weer klaarder, dat er iets bestaat, dat ge niet weten moogt. O, die eeuwige geschiedenis van de wachter met het vlammende vuurzwaard aan de poort van het verbeurde paradijs! Hij is geen engel meer, hij is een mens. Hij is de mens. Hij is wijzelf. Lieve heilige Amelberga, heb medelijden met de wachter, want ook slapend kan hij niets dan waken.
Uw slaap was geen wake. Hij was een schouwen, hij was een dieper schouwen, dan uw wakker-zijn. Hij was het ontwaken van de geest tot de werkelikheid, waar onze geest in onze slaap ontwaakt tot beelden, waartoe de zonde ook vrije toegang heeft. Gij zaagt. Wij dromen.
Uw ziel had toegang tot het heilige, tot voor de poort van het heilige der heiligen, waar uw geduld eens sterven zou. En ge zaagt de heilige bisschop Willebrod en de heilige maagd Geertruid. Zo dicht was u de hemel. En Willebrord vertaalde u de liefde van de bruidegom, die verlangend naar uw schoonheid was. En enkel nog een luttel tijds zult ge het aardse teken dragen van zijn uitverkorenen.
Geertruid nam van uw hoofd de kloosterdoek, en gaf hem aan Willebrord. Hij zegende hem, hing hem u weer om, en zei: Dat dit teken van reinheid tevens het teken zij van uw trouw aan de Minnaar en de onsterfelike Bruidegom.
Zo kreegt ge uw aardse levensverlangen volbracht. En ge voeldet uw verlangen zo zeer door uw begeestering aangegrepen: het was bijna een wonder, hoe de band van uw leven nog uw ziel weerhouden kon. En ge droegt als kostbaar goud in het schrijn van uw hart, het laatste woord van Willebrord, vóór hij met Geertruid weer verzonk achter de nevelen der stof: Dit zegt u de Heer: Drie jaren nog,