(ook daar is er voor ieders gading) en ge hebt een volledig beeld van het werkende Amsterdam.
De lotgevallen van al deze personen, die dan nog heel wat familieleden en kennissen hebben, die te gelegener tijd op het tooneel verschijnen (alleen het aantal slachtoffers van da Silva is reeds een klein Amsterdam) worden ons op alle uren van den dag en den nacht en op alle plaatsen van Amsterdam verteld.
Ongemeen rijk is dus de inhoud van het boek.
Naar den vorm, die steeds aangepast is aan de stof, toont Dekker zich eveneens alzijdig begaafd. Hij slaagt in de satire, weet de duizend verschillende nuances van den humor van mekaar te onderscheiden. Niet tevergeefs gingen Beets, Van Maurik, Multatuli en zoovele andere bekende spotters en hekelaars van Nederland's zeden en gewoonten den jongen auteur voor. Als humorist van het lichte genre verdiende hij trouwens reeds zijn sporen met enkele zijner vorige werken, als ‘Zijn Wereld’. Nauw leunt hij aan bij de Nederlandsche humoristenschool, maar toch is hem meer de gal van Multatuli eigen dan de zeemzoete lach van Beets. Dekker's humor kan wel schalks zijn, maar in hoofdzaak levert hij ernstige kritiek op de Amsterdamsche menschen, op de burgerlijkheid van deze stad. Dekker is niet alleen Nederlander. Hij kent te goed de buitenlandsche letteren, om niet te weten dat alle zedenkritiek tegenwoordig van sociale inspiratie getuigt. Te veel voorbeelden ziet hij om zich heen: daar is vooreerst de grootste satiricus van dezen tijd, Ilja Ehrenburg, die er openlijk voor uitkomt dat hij met zijn werk een zedelijke taak vervult, dan ontelbare groepen schrijvers uit alle landen, die allen den strijd hebben aangebonden tegen het groot-kapitaal en het overdreven machinisme en de exploitatie van den mensch door den mensch aan de kaak wenschen te stellen.
In Amsterdam leven er geen Kreugers, geen Bata's en geen Deterdings. Dekker moet zich dus tevreden stellen met grootheden van derden, vierden en vijfden rang: Philipps, Lips, Fyffes, de bestuurders van het Carltonhotel, van het dagblad ‘De Telegraaf’, het warenhuis ‘De Bijenkorf’, enz.
Zooals hij de humortechniek kent van een Beets en een Multatuli, weet hij ook die van een Ehrenburg en een Doeblin zich eigen te maken. De methode bestaat meestal in een simultaneïsme van twee feiten van ongelijk gehalte. Zoo bv.: 's Zondags rookt meesterknecht