De Tijdstroom. Jaargang 2
(1931-1932)– [tijdschrift] Tijdstroom. Tijdschrift voor kunst en letteren, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdUit Karl Wagenfeld's AntichristGa naar voetnoot(1)Twee fragmenten
| |
[pagina 370]
| |
En trotsch beziet Satan zijn gruwelijk werk
En wrijft zich van vreugde de handen en spot:
‘Te schande is uw macht, o Hemelgod!
Viermaal trokken zomer en winter door 't land
En de wereld houd ik nog steeds in mijn hand
Dat de lesten, de besten thans hooren aan mij! -
Dies, Heer, dank af! Uw tijd is voorbij’.
Dan ziet God de Heer, van zijn gouden troon
Neer op het onheil en hoort Satans hoon. -
Hoog beurt hij het hoofd, hoog rekt hij de hand
En stil worden hemelen, zeeën en land.
In hun vleugels verbergen de englen 't gezicht,
En Satan bukt - - Komt nu het Gericht?
Luid roept met een stem als met dondergerol
God de Heer:
‘Michaël, op, de maat is nu vol
Van Satans boosheid! Op en sla gij
Satan in ketens; maak de aarde vrij
Van oorlog en nood en 't helsch gedrocht,
Breng weer vrede en geluk! Ik zegen uw tocht!’
| |
II(Uit het hoofdstuk: De Ondergang der Wereld) Drie englen vóór de Godheid staan,
Bazuinen in de hand.
Nu wenkt de Heer en statig gaan
Ze naar des hemels rand
En zenden hun bazuingeschal
Op Gods bevel door 't ruim heelàl.
| |
[pagina 371]
| |
De heiligen, de englen, op hun kniên
Verbergen bang 't gezicht
Dewijl ze in 's Heeren oogen zien:
Nu naakt het doemgericht,
Stil wordt de hemel, doodsch en stil
Nu God aldus verkondt zijn Wil:
‘Aan zon, aan maan, aan iedre sfeer,
Aan zee, aan wind, aan 't sterrenheer,
Aan mensch en mier, aan kleen en groot
Bericht het eind, bericht den Dood!
't Moet al vergaan
Niets meer bestaan
Wen 't vuur zich door 't heelal verbreidt
Dan eeuwige gerechtigheid.’
Eén engel zet de bazuin aan den mond
En zendt door het Al haar geschetter rond
Dat beven zon en aarde en maan,
Dat de menschen schier van schrik vergaan.
Afgrijslijk hoe 't sterven door 't leven liep
Zoodra na 't bazuinen de engel riep:
‘Gouden zon, zoo rood, zoo rond,
's Hemels klok, zoo schoon, zoo groot,
Heden sloeg uw laatste stond,
Sta nu stil - uw licht is dood!’
De zonne beeft, verbeurt heur pracht,
Wordt zwart en zwarter. - Duistre nacht
Blijft over den hemel en de aarde staan
Dan wendt zich een engel tot de maan:
| |
[pagina 372]
| |
‘Maan, blijf staan! Maan, blijf staan!
Word zwart! Verzwind! Uw taak is gedaan!
Lang genoeg hebt ge de aarde bewaakt,
't Is uit; het eeuwig licht genaakt!’
De maan draait om van inwendige pijn,
Wordt rooder dan bloed en verliest heur schijn -
Pikduistre nacht valt over de aard
Dan roept een engel hemelwaart:
‘Sterren, gouden hemelvonken,
Zon en maan zijn al verzonken,
Uit heeft ook uw flonkerpracht,
Stort in eeuwigdonkren nacht!’
|
|