De Tijdstroom. Jaargang 2

Gedichten en spreuken van Georg Schmueckle.

Drie gedichten

'k Wou aller zonnen

Stralen drinken,

De ure vóórvoelend

Dat zij verzinken;

Leêgen alle bekers

Tot op den grond,

Tot een sterke ze in scherven

Slaat aan mijn mond!

Lichtende einders

Heinde en verre,

Stervend nog grijp ik

Naar gouden sterren!

(Uit: ‘Lichter überm Weg’ Verlag von Strecker und Schöder in Stuttgart).

[p. 364]

II

 

Mijn vaadren spitten en dolven

 

Eens hun eigen land;

 

Mij wiegden winden en golven,

 

Nu keerde ik weer naar eigen strand.

 

De wolk zie ik reizen

 

Die eens mijn verlangen droeg;

 

'k Graaf naar den steen der wijzen,

 

Hand aan den ploeg!

Ook ik droeg eens de kap der narren

En met een pauweveder streelde ik

Den zoeten nek van schoone vrouwen.

Een harlekijn stond vóór den spiegel,

Bleek als de dood, en aan zijn hand

Ontviel de bonte pauweveder.

Nog hoor ik nu en dan gerinkel

Lijk bellen uit der dwaasheid land;

O Wijsheid, laat den dwaas weer zingen!

(Uit: Die Muschel des groszen Pan’ Verlag von Strecker und Schöder in Stuttgart).

Vijf spreuken

Kent gij het waas dat heimlijk en kostlijk den perzik omschemert?
Raakt gij het plomp met uw hand, plots is het vluchtige weg.

[p. 365]

II

 

Koninklijk glijdt de zwaan, nauw roert hij zachtjes zijn vleugels;

 

Stijgt hij wagglend aan land, blijkt hij een lompe gezel.

Van zijn begaafdheid voorwaar, moogt gij den leerling vertellen;
Gunt gij den meester wat lof, fluks schudt hij twijflend het hoofd.

Zoo, gij wilt een dichter zijn?

Ga ter kruisstraat schouwend staan

Waar in wilde lust en pijn

Anderen hun wegen gaan.

Vreugde in alle dingen vinden

Doch de dingen niet begeeren -

Paarlen strooien in de winden,

Moet de vrije kunstnaar leeren.

Koning van alle dingen is het kind:

Paarlen van Schiras en paarlen van glas

Alles is spel, lijk het blad in den wind,

Lijk de morgendauw in het gras.

(Uit: ‘Die Muschel des groszen Pan’ Verlag von Strecker und Schöder in Stuttgart).