De Tijdstroom. Jaargang 2(1931-1932)– [tijdschrift] Tijdstroom. Tijdschrift voor kunst en letteren, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 361] [p. 361] Hedendaagse Hoogduitse Poëzie Vertaald door J. Decroos. Drie gedichten van Wilhelm Niemeyer Het lied der duisternis Angstig maakte mij het duister: Leed van nacht en eenzaamheid; Doch toen hoorde ik brongefluister Uit het duister, wijd en zijd: ‘Nu de lichte zusters gingen, Laat u troosten 't lied der waatren; Vind weer kleurenschitteringen In ons zingen, in ons klaatren!’ (Uit: ‘Lieder der Einmut’ Horen-Verlag, Berlin-Grunewald). Het lied van de stilte 't Bezonde stof - zacht diamantgeflikker - komt ruizlend 't aêmloos zwijgen doorgetogen in 't ingesloten balkenbruine donker gelijk een koor van schuwe kinderoogen; aan rand van duister vlindert zongeblikker, mijn handen strooien 't diep robijngeflonker van mijn doorgloeide bloed in 't bruine donker. [pagina 362] [p. 362] Nu hoor ik hoe de stilte zilvren fluistert, hoe luide beken lichts de lucht doordringen en ver op roode heiden nederdroppen waar, schreeuwrig, wilde ganzen herfstlijk zingen. Mijn tuitend oor, dat kleurenzang beluistert, verneemt in alle dingen harten kloppen en droomen flonkrend in mijn bloed verdroppen. En 'k voel mijn leden die me los omsluiten als ijl kristal voor alle dingen open: van wolkenschaadwen ben ik blauw omdonkerd, die vluchtig over middagwouden loopen, 'k weergalm de winden die door halmen fluiten, lijk spinnewebgeglim dat plots verflonkert aan donkren boschrand ben Ik overdonkerd. (Uit: ‘Lieder der Einmut’ Horen-Verlag, Berlin-Grunewald). Al gij Gij hebt lijk nacht Mijn zijn met u omwelfd, en alle verten van mijn willen zijn beglansde heuvels in het lichtgebied dat gij met sterrenzaligheid bedauwt. Gij hebt lijk woud Mijn zijn met u omloofd, en alle dieren - mijn begeerten - gaan zich drenken aan de spiegels van uw zien, die donker glanzen uit ombloemde bron. Gij hebt lijk zee Mijn zijn met u omgolfd, en eiland, dat geen wegen geeft noch neemt, verblauw ik mijner stranden gouden wal schemerigeenzaam in geluk van U. [pagina 363] [p. 363] Gij hebt lijk licht Mijn zijn in u verlaaid, lijk slechts het licht de dingen dingen geeft, geeft gij met boom en bloem mij aan mijzelf, en aan uw glorie ben ik dronken Al. Vorige Volgende