De Tijdstroom. Jaargang 2(1931-1932)– [tijdschrift] Tijdstroom. Tijdschrift voor kunst en letteren, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 350] [p. 350] Wiegende Wilgentwijgen... K.G. Pfeill Wiegende wilgentwijgen en de geliefde slank en onomsloten, een naakte vlam de golven ontstegen, kristallen vloed van de zwenkende armen spattend, van borsten en rozige handen. Scheppend, gebogen, ik aan de boot, met de bronzen rug in het zonneweerkaatsen, van het ruisende water de enkel omhupt. Terwijl met stalen schilden de stroom breedglinsterend voorbijsnelt, een juichend heir, onweerstaanbaar, met honderd fladderende wimpels van schepen in de koene wind, om de voorhoofden wit-weerlichtende meeuwen: zegeschreeuwend! Er golft de vloed, er golven het bloed, de ziel, liefste, naar jou, koen als de stroom en onverouderd, de vuurbrand verjongd en vergoddelikt ontstijgend: schitterende feniks! Je staat bestraald en wist van uw leden weg bedwelmende rozige glans; weert vruchteloos met lieflike onmacht het gulden gedrang. Twee vlerken hef je de armen, die sneeuwig blanken en hult de vriend (die Gode dankend buigt) in de ruisende, geurende, tere vleugels uwer innigheid. Aan den oever fluisterde de vloed, toen de wereld ons ontzonk, waar, met lippen en blikken vereend, feestlik de zielen we ruilden. (Vert. Jan Vercammen). Uit ‘Neue Katholische Dichtung.’. - Zie aantekeningen. Vorige Volgende