Place de la Révolution. (Melieve, zelfs bij de terechtstelling van den koning was het zoo stil niet!) Ook het gezang leek nu verzacht; de karren hadden zich blijkbaar vewijderd, nadat ze waarschijnlijk hun doel hadden bereikt. Mijn hart begon te kloppen, want het viel me op dat een zeer luidklinkende stam in het koor ontbrak - dadelijk daarop ontbrak er een andere. - Ik meende dat de terechtstelling nog niet was begonnen, in werkelijkheid was ze bijna voorbij.
Het gezang werd nu door nog slechts twee stemmen gedragen: één oogenblik zweefden ze als een schitterende regenboog over de Place de la Révolution, dan verzwond als het ware de eene helft; de andere straalde nog voort. Maar reeds onderschepte een tweede weer den verbleekten glans van de eerste - het was een kleine, fijne, kinderlijke stem: zij scheen te komen niet van op het hooge schavot, maar ergens diep uit de menigte, alsof deze zelf den wederzang zong. (Wondere voorstelling!)
Op het zelfde oogenblik liep een stormachtige beweging door de dicht op elkaar gedrongen rijen - vóór mij ontstond (juist als in dien Septembernacht) een gaping: ik zag - zag weer juist als toen - in de wriemeling der vreeselijke wijven Blanche de la Force: haar smal, bleek, getrokken gelaat drong als 't ware uit de omgeving naar voor, wierp deze van zich af als een doek - ik herkende dit gelaat aan iederen trek, en toch herkende ik het niet - het toonde niet den minsten angst: zij zong. Zij zong met haar kleine, zwakke, kinderlijke stem, zonder sidderen, jubelend lijk een vogeltje; zij zong heel alleen over de wijde, bloedige, vreeselijke Place de la Révolution het Veni Creator van haar medezusters ten einde.
Duidelijk hoorde ik de loftuiging aan de goddelijke drieëenheid - het amen hoorde ik niet meer. (Gij weet, dat de woedende vrouwen Blanche daar ter plaatse neersloegen). En toen was de regenboog over de Place de la Révolution verzwonden, lieve vriendin, en toch voelde ik dat de omwenteling ten einde was. (Werkelijk kwam tien dagen later de instorting van het schrikbewind).
(Vert. Franz Van Boogaerdt).
Uit ‘Die Letzte am Schafott’. - Zie aanteekeningen.