De Tijdstroom. Jaargang 2(1931-1932)– [tijdschrift] Tijdstroom. Tijdschrift voor kunst en letteren, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 345] [p. 345] Konrad Weiss Morgenkoraal in het bloed Alsof uw blik de ganse nacht gewaakt Had over mij, zoo ben ik snel ontwaakt. Vreemd vervluchtigd dat het nauweliks mijzelf Nog lijkt, over mijn hoofd nu welft Als licht zo hoog mijn wezen, Het donker juk des lichaams opgerezen Laat zakken het oor inruisend zijn last. Wie is de morgenlike gast, Wien het kloppen des bloeds verbeidt, Die 't ogenlicht van der oren sluimer scheidt, Luistert hij nog, die stil mij vliedt, Mij vragend of ik hem verliet? Dicht slaat reeds het oog en open hoort Het oor zich doof aan donkrer gangen poort, Of hij van binnen komt, van buiten nader treedt, Die oog en oor mij met zich delend sneed. Mijn hart deint uit en levend door een woord Dat hem doorgronde, graaft het in zich voort. Was het gisteren, of is 't mij nu beschoren Dat ge uit mijn aanblik gaat verloren? Geteld mijn geest, gedeeld en als gebroken Op 's lichaams weegschaal ligt gewogen. [pagina 346] [p. 346] Verwisselend hun dolende gang rusten oog en oor Bijwijlen in hetzelfde spoor. Een wil geschiedt of eindigt nu, De tijd staat stil, God, hoe helpt gij u? Mijn bloed spint in mijn binnenst enen draad, Een bloedfontein, die hoog in 't aangezicht u slaat. Nog vóor zij in zich zelven nedervalt Wordt de lichte geslingerde band toegehaald: Was ik, o Morgenlicht, die van u ben, Was ik van u niet, ik, die uw donker ben! En leef ik van zulke liefde bloot, Als mensheid trekt uit der nachten schoot, Genoeg, gij zijt in de dank van uw knecht, God schiep de tijd, de wieg van het geslacht, Daarin gedragen lijk de schale wankt, Zich spieglend in het bloed uw beeld omrankt. Voor ieder ding als steeds gelijk aan de dag Verebben ik in uwer golven slag, Ik ben met alles wat uw oog áansloeg, Het koor, dat nedervallend stom u droeg, Van verheven harten, door nacht gelijk gemeten; In de ogengroeven siddren natte leden, Op springt mijn hart, zijn bloed niet vergat Dat uw wachten voor mij geen geheim bevat. (Vert. René Verbeeck). Vorige Volgende