Aantekeningen
Van een kramp die een gedicht werd.
In een vraaggesprek dat ‘de Standaard’ met Maurits Roelants had, vertelde deze over Karel van de Woestijne o.a. het volgende:
Zwak van gestel is hij steeds geweest, broos. Hij was een vogel met van schroot verzwaarde vleugels, die tracht op te wieken en klappert, klappert. Vandaar zijn teruggetrokkenheid, zijn eenzaamheid, zijn zelfdoorpeiling, zijn schuchter optreden. Nooit echter was hij norsch. Integendeel in al zijn grootheid, erg lief en gezellig in omgang.
Bij zich had hij telkens een blauw boekje, wat grooter dan een gewoon agenda. Midden in een gesprek haalde hij dit soms boven en schreef er een paar versregels in, die in zijn geest gerijpt waren.
Zoo wandelde hij eens met Emmanuel De Bom te Oostende, langs het strand. Door een kramp in de maag overvallen moest Van de Woestijne gaan neerzitten. De pijn over, haalde hij zijn boekje boven, zoodat de Mane met zijn gewone leukheid kon aanmerken: ‘Als Van de Woestijne een kramp krijgt, wordt dit een gedicht’
Wij natuurlijk, denken met een zinnetje. Van de Woestijne dacht ineens in strofen.
Wel opmerkzaam is het dat waar de ander dichters hun werk op den stroom van hun emotie en inspiratie laten deinen, Van de Woestijne de conceptie van een heel reeks met al zijn onderdeelen in zich droeg, getuige zijn trilogie: ‘De Modderen Man’, ‘God aan Zee’ en ‘Het Bergmeer’. Naarmate hij ouder werd, voelde hij het leven rond zich verijlen. En elk van zijn zintuigen zong met de bloedende stem van een Sint-Franciskus.