De Tijdstroom. Jaargang 2
(1931-1932)– [tijdschrift] Tijdstroom. Tijdschrift voor kunst en letteren, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 325]
| |
Taal en Letteren
| |
[pagina 326]
| |
vaardigd isolement, waarin zij zich nog altijd bevindt en haar zooveel mogelijk te plaatsen in het kader der haar omringende West-Europeesche letterkunde, waartoe zij krachtens afkomst en geestesverwantschap nu eenmaal behoort. We durven deze poging gelukt heten! En we krijgen daarbij dan nog twee en veertig mooie portretten! We voelen de poging van de schrijver om enerzijds objektief en anderzijds helder-begrijpelik te blijven. En we kunnen die poging werkelik waarderen. Natuurlik sluit zo'n opvatting het oordeel niet buiten. Nu kunnen we weer gaan sakkeren over Vlaanderen-Assepoester. Maar Gerard Walschap deed het reeds in ‘Hooger Leven’. En Aug. van Cauwelaert schijnt niet tot boven de Moerdijk gehoord te worden. Wordt het nu werkelik om den duur een ‘hopeloos’ geval? Vlaanderen kan het hier in ieder geval nog eens met 7 bladzijden stellen waar Holland er veertig krijgt! We vragen ons af door welke bril de Hollander bizonder het na-oorlogse Vlaanderen bekijkt! En of ze de anemie van sommige hunner dichters van de laatste jaren niet zien onder de gekunstelde vorm! We wilden U ook vragen of U soms de boeken ‘Beatrijs’ en ‘De Man zonder Lichaam’ kent van Herman Teirlinck? Maar laten we nu weer nader tot ons onderwerp komen. - En kijken we even eerst het boek in van De Raaf en Griss: Stroomingen en GestaltenGa naar voetnoot(2) dat reeds in tweede uitgave verscheen, waarvoor A. Donkersloot (Anthonie Donker) werd verzocht de bladzijden over het na-oorlogse literaire leven te verzorgen. De verdeling van de stof, waar de tietel reeds over inlicht, geeft aan dit boek een eigenaardig uitzicht, wat evenwel zijn waarde naast soortgelijke werken, vergroot. Stromingen: een doorlopend beeld van de kultuurwegingen, die van het buitenland zich hier hebben voortgeplant of binnen onze grenzen zijn ontstaan. Dus wordt de literatuur beschouwd als ontstaan uit geestelike stromingen. We zien hier dus de kunst be-beschouwd als leven, en wel als ‘leven in schone vorm’. Daarom is het een goed en mooi boek. Gestalten: voornaamste poëten en prozaïsten van de 17e eeuw tot heden. Het is natuurlik geen schoolboek, maar het wil in de handen van de leraar zijn, naast het schoolboek in de handen der leerlingen. Wat in de schoolboeken natuurlik ge- | |
[pagina 327]
| |
mist wordt, nl. kleur en plastiese levendigheid, willen de schrijvers hier geven. Zelfs wordt beproefd de arbeid der jongste jaren voorlopig vast te leggen. Maar daar de schrijvers op voorhand zeggen een zekere willekeur aan te nemen, wordt het omzeggens overbodig daar andere meningen hier tegenover te stellen. Te meer daar aan feiten het minste belang wordt gehecht. Het persoonlik leven der schrijvers wordt geïllustreerd door sprekende citaten. In het geheel: een boek dat elk leraar Ndl. literatuur moet bij de hand hebben. Met oordeel gebruikt, kan het hem werkelik grote dienst bewijzen. Het is trouwens klaar overzichtelik, en het verdient meteen de aandacht, dat een dichter heeft meegewerkt voor het tijdvak dat dichtst bij ons ligt, en dat we blijven beschouwen als het voornaamste op school. We kunnen nu met Donker daarover aan 't discussiëren gaan, maar dat heeft hier van ons standpunt geen belang, of toch minder. Van het Nederlandsch Leesboek van Achilles MusscheGa naar voetnoot(3) verscheen nu het tweede deel. De ietwat klassieke tietel ‘bloemlezing’ schijnt allerwege terzij gezet. Het is maar goed ook. Want niet zelden ontmoetten we daar dingen, die van bloemen niet erg veel hadden, om het zacht te zeggen. Trouwens het zijn niet enkel uitgelezen bloemen die we op school behoeven. De schoonheid en ook de vorming van de literaire smaak zullen er bij winnen, als we de mooiste stukken bewaren tot wanneer hun schoonheid zo volledig mogelik kan worden doorvoeld, t.t.z. tot de hoogste klassen. Deze tweedelige leesboek is van een uitzonderlike rijkdom en afwisseling. Er wordt trouwens niet bij de Ndl. lit. gebleven, maar ook over de grenzen blikken we. Ruimte en tijd zijn in deze schoolboeken vervat. De leidende gedachte van het eerste deel is de gang der seizoenen. Die van het tweede deel: de idee van adel en eenheid der mensen over de grenzen, in het verleden, in de verheerlijking van de arbeid. Dat is de socialist Mussche. Maar ook dat waardeeren we hier ten volle, omdat die idee zijn boek zo warm-menselik heeft gemaakt. Trouwens ook het Evangelie krijgt een beurt, en ik zie niet in, waarom deze ‘bloemlezing’ ook op onze katholieke scholen niet zou worden gebruikt. Dat er aan ieder deel een leidende gedachte ten grondslag ligt, geeft een eenheid, die we al helemaal ont- | |
[pagina 328]
| |
wend waren geraakt. Vroeger deelde men in naar de lit. genres. Maar de onmiddelik voorgaande ‘bloemlezingen’ kenden geen andere indeling dan die van schrijvers, waarvan dan nog niet zelden fragmenten werden gegeven, die geheel uit hun verband waren gerukt. Het was een soort muzeum, en een muzeum, zegt van Ginniken, is het alleronpedagogieste leermiddel voor de jeugd. Ook uit een ander gezichtspunt blijkt de rijkdom van Mussche's werk. Ieder deel bevat nl. onderwerpen voor letterkundige ontledingen, benevens stukken, die slechts een minimum van uitleg behoeven en dus dienstig zijn voor de eigenlike leesles; en benevens stukken met niet de minste tekstmoeilikheid, die dus stof leveren voor de spreekoefeningen. Wat de verscheidenheid aangaat, die hebt u reeds kunnen bemerken. Laten we hier nog aan toevoegen, dat zelfs uit kranten en tijdschriften werd gezant. Maar dat werd met zoveel smaak gedaan, dat we het met blijdschap opgenomen zien. Kranten en tijdschriften immers zullen een groot deel van het geestesleven van de volwassene beïnvloeden. Deze bloemlezing beoogt niet alleen inwijding in lit. schoonheid, maar tevens uitbreiding van de algemene geestelike horizon en uitdieping van het gemoed. In een woord: de vorming van mensen. We moeten Achilles Mussche om zijn degelike en mooie arbeid gelukwensen, en tevens hopen, dat zijn ‘Nederlandsch Leesboek’ ruim zal verspreid worden. |
|