De Tijdstroom. Jaargang 2
(1931-1932)– [tijdschrift] Tijdstroom. Tijdschrift voor kunst en letteren, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 281]
| |
Film
| |
[pagina 282]
| |
materiaal zij bij de conceptie leidend - niet het streven naar de grootst mogelijke gelijkenis met de natuur. Jordaan beschouwt “de Brug” Ivens' eersteling, die naar aanleiding van de nieuwe brug over de Koningshaven te Rotterdam met een kleine kinema-camera werd gemaakt, als de merkwaardigste uiting van zijn talent.’ Deze film beteekent een credo in een simpele zeshonderd meter celluloid neergelegd, een datum voor de kultuur van een volk. Zij werd dus tegelijk ‘cri-de-guerre’ en geloofsbelijdenis. Gemaakt op eigen risico en onbeinvloed door enigerlei opdracht draagt zij de kenmerken van de allergrootste economische beperking en tevens van een volkomen artistieke vrijheid. ‘Het wordt misschien wel eens wat te zeer uit het oog verloren, onder den onwillekeurig ietwat verwarrenden indruk der latere groote, imposante films, dat het probleem eener nieuwe, regenereerende film-doctrine, nimmer zuiverder, poignanter gesteld werd dan in ‘De Brug’. Alhoewel ‘De Brug’ evenals de latere films van Ivens slechts ‘documentair’ zijn, in deze zin echter, dat hij de ‘documentair’ uitsluitend als tegenpool stelt van de speelfilm, werd zij geen ‘technische uiteenzetting’ noch zelfs een pleidooi voor ‘technische schoonheid’. ‘Zij werd eenvoudig een spel van beweging en tegenbeweging, van licht en donker, van contrasten in tempo en beeld: een spel met camera en filmband. ‘De Brug’ dwingt den toeschouwer zich rekenschap te geven van het feit, dat een neutraal object als een spoorbrug, door niets anders dan het behandelen der camera en de montage der filmstrooken, tot poezie werd. L.J. Jordaan behandelt verder even zakelik als bevoegd, het later cineasties werk van Ivens en besluit dit, met uitzonderlike smaak geillustreerde boek, met de overtuiging dat het werk van Joris Ivens de belangrijkste uiting is der jonge nederlandse filmkunst. Een overtuiging, die trouwens, wel door niemand zal worden tegengesproken. |
|