een wereld kan de dichter het niet stellen. Als hij zich met deze wereld niet kan verzoenen, dan kan hij in een vaag verlangen opgaan, ofwel zichzelf een wereld scheppen, om in die scheppingsdaad zijn bevrijding te vinden. Een dichter kan op tweeërlei wijze tot ontplooiing komen en laat mij toe dit te illustreren door het voorbeeld van twee groten: Dante en Gezelle, al past dit misschien minder bij het bespreken van een ‘eersteling’. Gezelle aanvaardt de natuur zoals zij is; zijn uiterst verfijnd natuurgevoel, dat tevens als instrument de moderne waarneming aanwendt, vindt in mens, dier, plant en element de uitdrukking van het geestelike, dat hij in zo hoge mate bezat, hij, de laatste erfgenaam der Middelewen. Dante daarentegen schept zelf zijn wereld. Dante is de dichter, die op haast bovenmenselike wijze de scheppingskracht die de dichter van God meekrijgt, heeft ontplooid. Niet alleen roept hij niewe werelden op, hij heeft zich ook vermeten te gaan zetelen in de raadsbesluiten van de Allerhoogste.
Het meest kreatieve deel van van Gavere's bundel, dat de kritiek ten onrechte over 't hoofd heeft gezien, zijn de gedichten geplaatst onder de titel ‘De Fabelwereld’. Van Gavere is meer bedeeld met een sterke verbeeldingskracht dan met indringend en fris natuurgevoel. In de ‘Fabelwereld’ beeldt hij, door een eigen niewe voorstelling, de innerlike werkelikheid en haar ewige wetten uit, welke de zichtbare dingen en hun schijnbaar fataal verloop dikwijls verdoken houden. Dit streven is ook in 't overige van zijn werk sporadies aanwezig.
Het is steeds gewaagd wissels op de toekomst te trekken; God draagt het hart der koningen en ook dat der dichters in Zijn hand, maar ik reken er op dat van Gavere ons nog veel schoons zal schenken en dat hij met de rijke middelen waarover hij beschikt, uitgroeien zal tot een sterke persoonlikheid.
Fabel VIII.
Eens dat ik aan mijn venster zat
- De maan hing aan de wolken -