Toneel
Boefje, door het Vlaamse Volkstoneel
Renaat Grassin, de jonge regisseur van het Vlaamse Volkstoneel, heeft Brusse's Boefje is een Brussel's ketje gemetamorfoseerd, en ons een vrolik, zij het soms een sterk psykologies speelstuk aan de hand gedaan, dat in Vlaanderen gauw zijn weg vinden zal. Ik stip al dadelik aan, dat van het meesterwerk van Brusse, door deze Vlaamse bewerking van Renaat Grassin alleen nog zoiets als de literaire inhoud is overgebleven, terwijl ook Jaap van der Pol lelik in het duister werd gezet.
Deze metamorfose, waarvoor de auteur-regisseur zich, vanwege een paar ernstige kritikasters aan even ernstige verwensingen verwachten mag als de literaire Schakespeare-moordenaar Lode Geysen, is evenwel zo gelukkig van opzet en uitwerking dat wij hem daarmee slechts geluk wensen kunnen.
Heeft Lode Geysen van Julius Caesar een levend drama van onze tijd gemaakt; Grassin heeft het Hollandse Boefje, in een in de grond Vlaams milieu overgezet.
En dit noem ik, naast het leggen van de nadruk op het rythme, nog steeds de meest betekenisvolle vernieuwing die Johan De Meester spontaan heeft gewaagd. Toneel leeft in en met zijn tijd. Verder heeft het geen zin, tenzij literair-histories.
Dit eerste stuk, waarmee Grassin zijn regie-talent beproefde, werd geen groots, doch een gelukkig bereiken.
Werd vooral de nadruk op het ‘typeren’ gelegd, vaak groeide het spel tot een zuiver-rythmiese eenheid. Renaat Grassin zelf in de titelrol getuigde van een verbluffende lenigheid, die wij zelden bij enig akteur aantroffen. Allen, trouwens akteerden met overtuiging en liefde.
Ook de inscenering was merkwaardig en gaf soms, vooral in het eerste bedrijf aanleiding tot schone spel-mogelikheden.
Het Vlaamse Volkstoneel heeft door de opvoeringen van ‘Boefje’ en ‘Julius Caesar’ opnieuw ons vertrouwen gewonnen. Dit vernieuwde Volkstoneel groeit weer tot het volkstoneel met de Europeese faam.
Ast Fonteyne en Rik Haesen spelen met sobere-voornaamheid. Ward en Leo Hens verstaan de moeilike kunst van ‘typeren’ al blijven wij waarschuwen voor minder gelukkige overdrijvingen. Ook hier zijn grenzen. Zo kan ik mij moeilik verzoenen met zekere stem-typeringen, als zij, zooals het hier wel eens het geval was, menig woord onverstaanbaar maken.
Het woord dient, niet alleen om de sonoriteit, doch ook om zijn betekenis te worden geëerbiedigd. Ook de toeschouwer heeft het recht te eisen dat dit woord niet slechts tussen de gordijnen trillen blijve.
Intusschen zijn wij, in deze toneelkrisistijd verheugd te mogen roepen: dat het Vlaamse Volkstoneel opnieuw belangstelling wekt.
Dit danken wij aan Lode Geysen, en tans aan Renaat Grassin die geestdriftig werd toegejuigd en met bloemen verrast.
PIETER G. BUCKINX.