Kroniek der Poëzie
De dichter Reimond Herreman Pieter G. Buckinx
Naar aanleiding van ‘De roos van Jericho’ verzen. Uitgave Stols - Brussel-Maestricht. 1931. fr. 25.-
Terwijl in Vlaanderen de Ruimte-dichters het tuintje der lyriek van alle mogelike woekerplantjes trachtten te zuiveren, en met leuzen en soms waarlik verrassende poezie een nieuw en jong geluid aan 't trillen brachten; zochten de vier dichters, die zich rond het tijdschrift ‘Het Fonteintje’ hadden gegroepeerd opnieuw steun en aansluiting bij de door de exspressionistiese dichters onderbroken tradisie.
Men heeft wel eens beweerd, dat deze afzijdige houding een ‘bewuste reaksie’ tegen het modernisme zou hebben betekend, wat ik bezwaarlik aanvaarden kan. ‘Het Fonteintje’ onthield zich trouwens aanvankelik van alle kritiek.
Ook de scherpe verwijten van Karel van den Oever houden hier niet langer steek. Er is in deze verzen een mannelijke kracht, een aanvaarden van de strijd, en ondanks het vasthouden aan de traditionele vormen, vaak een schoon bereiken.
Opvallend is het, dat Maurice Roelants en Reimond Herreman met de definitieve uitgave van hun dichtbundels hebben gewacht tot de storm van het expressionisme was geluwd.
Er spreekt uit deze verzen van R. Herreman een gemoedelike toon, die wel eens een ironiese glimlach of een verbeten bitterheid wordt.
Deze gemoedelike ironie sluit echter een meer tragiese kijk op het leven niet uit en vaak trilt door deze verzen een diepere menselikheid die de goede dichter verraadt.
Ik verwerp deze gemoedelike ironie niet, ik appresieer zelfs dat Herreman dit al te vaak verwaarloosde element opnieuw in de poëzie heeft binnengeloods maar ik meen dat juist deze ironie bij minder tekniese bedrevenheid rot vervlakking leiden moet; wat hier dan ook, ondanks een brave voornaamheid, al te vaak gebeurde.
Reimond Herreman blijft steeds bij de eenvoudige dingen des levens. Hij openbaart geen nieuwe kijk op de wereld, noch een nieuw beleven, maar door zijn lied ruist steeds een zachte rythme - de weemoedige muziek van een licht geraakt gemoed. Ook als een krachtiger toon door zijn verzen vaart, als hij de mannelike strijd aanvaardt, blijft dit zacht rythme doorruisen en gauw spor hij met zijn eigen romantiese sentimentaliteit. Dan wordt zijn lied wel eens het blote ‘vertellen’ dat alleen van het proza kan worden onderscheiden omdat het in stukjes werd gehakt.
De Naamsche Poort te Brussel is de schoonste
Wijk uit veel roemrijke steden.
Mijn liefde menigmaal - helaas 't was bij
Ik wees hierboven op het gevaar dezer gemoedelike ironie. Herreman is echter nimmer banaal. Hij stelt het licht vlak naast het duister. Hij lacht om het licht. Hij lacht om het duister. Het wordt soms een tragiese lach: de lach van de klown die licht en duister verloor.
Ik acht enkle dezer verzen volkomen ‘anti-lyries’ maar van enkele kleine gedichtjes moet gij, ondanks de al te gemakkelike struktuur gaan houden, om de naïve spontaniteit, het klare vloeien van het rhythme en de zuivere muzikaliteit.
Ik, bij koeien grootgebracht,
droomde wakker elken nacht
van paleizen met prinsessen,
die om prijs hun zwarte tressen
vóór mijn weiger aangezicht
deden wiegelen van licht.