ging. En als hij niet kwam, was het Hunrod. En als geen van beiden er was, was er nog de valse en hoogmoedige Rikwera. Zo werd het jarenlang verblijf te Achooien voor Amelberga een donkere marteling. Maar ze bleef standvastig. Troost en versterking vond ze bij het Bezoek van de Beminde en haar zo dikwijls herhaalde bezoek aan Hem. En ze wist de Maagd der maagden over haar reinheid waken. Soms ook kwam Rodien om haar te troosten en te zeggen, dat hij waakte. De herhaalde mislukking van zijn pogingen hadden de hartstocht van Karel nog aangevuurd. En wel diep moest hij zijn vader vrezen, dat hij zich van geweld onthouden kon. Maar hij wist Amelberga toch in zekere handen.
Tot Pepijn, als Amelberga vier en twintig was, de ewige rust erlangde.
Dan achtte Karel zijn tijd gekomen. Maar God schikte het anders; de stervende Pepijn had tot zijn opvolger aangesteld, onder voogdij van Plectrude, zijn vrouw: Theodobald, het zoontje van Grimoald, zijn oudste zoon, die reeds gestorven was. En Plectrude hield Karel, die haar stiefzoon was, te Keulen gevangen. Maar de kleine Theodobald werd uit Neustrië verjaagd en zelfs in Austrazië achtervolgd door de Neustriers en de Friezen.
Nu verscheen Karel weer, ontsnapt uit de gevangenis. En ging een kreet door 't land. En de macht kwam aan zijn zwaard. Op twee jaar was het land geheel weer vrij.
Dat was een tijd van rust geweest voor Amelberga. Maar Karel achtervolgde niet eens zijn vijanden als ze de grenzen voorbij waren gedreven. Want Amelberga was nooit, zelfs niet in de gevangenis, uit zijn gedacht geweest. Geen enkel ogenblik had Hildegardis, nu vergeten, haar verdrongen.
Nu kon niemand hem nog weerhouden van de dwang. Maar om te tonen, dat het gezag wel degelik in zijn handen lag, wilde hij de adel van het land tezamen roepen om raad en goedkeuring te vragen.
Te Herstal. Het Paasfeest was aanstaande. Als allen om hem vergaderd waren, bespraken ze eerst de toestand van het land en de middelen om de vrede te herstellen. Dan:
- Voor het welzijn van het land, zei de meier, wil ik een vrouw nemen. Ik wil haar nemen uit de edele geslachten van Austrazië. Ik vraag u me te helpen bij die keuze.
Ieder trad het voornemen van Karel bij. En ze zochten naar de waardigste bruid. Velen herinnerden zich de jacht van Pepijn naar Bilsen. En Amelberga. En al het goede dat ze over haar zegden werden wapenen tegen haar.
Karel was diep verheugd. Het is waar, dat hij edele vrienden had belast, de beraadslaging naar die kant uit te leiden, maar dit was voor hem de laatste wending van het gunstig lot. Hunrod was in zijn hand het willigste werktuig geweest. Nu stond hij recht en zei:
- Believe het onze machtige meier, die over Austrazië heerst en Neustrië en de Friezen onder zijn hand ziet buigen, te handelen naar de raad der edele heren. Want met u kennen ze enkel het welzijn van het land. Omdat niemand meer dan Amelberga van Rodingen waardig is met u te heersen, verlangen allen, dat we haar als uwe vrouw en onze meesteres erkennen.
En we verlangen meer, onoverwonnen vorst. Waarom nog langer dralen? We weten, dat Amelberga u heeft mogen behagen, en gij haar liefde betracht. Daarom, laat geen onnutte tijd voorbijgaan, omdat geen hindernissen komen en droefheid brengen over u en over ons.
Nauw waren de edelen weer uitgegaan of Karel stuurde een bode naar Achooien, die de volgende missieve droeg:
Karel, de onoverwonnen meier van Austrazië en Neustrië groet Rikwera, de moeder van Hunrod, zijn trouwe kameraad.
Ik beveel dat zij, zohaast het Hoogfeest van Pasen voorbij is, mij te gemoet zal komen met grote praal, om mij haar nicht, de schone en deugdzame Amelberga van Rodingen, ten huwelik op te leiden.
De gunst van de meier zal haar beloning zijn.