Boekbesprekingen
J.H. Wismans. Overzicht der Engelsche letterkunde. Uitgave Paul Brand's uitgeversbedrijf. Hilversum.
Over 130 bladzijden wordt geheel de Engelse, daarinbegrepen de Ierse en de Amerikaanse (vanaf Longfellow) literatuur behandeld.
Eerst het Oud-Engelse of Angelsaksiese tijdperk (Beowulf, Caedmon, Beda, Koning Alfred) dat uitsterft door een Normandies-Franse invloed. Het duurde van 450 tot 1066.
Zo begint het Normandies tijdperk (1066-1300) dat feitelik een tijdperk is van volk- en taalstrijd, en waarin o.a. de invloedrijke Arthurromans ontstaan.
Alhoewel er intussen een enigszins nieuwe taalvorm is gekomen, zegeviert het Germaanse element toch over het Romaanse. En dan begint het Middel-Engelse tijdperk. (1300-1450. - Langland, Wycliff, Chaucer Jacob I van Schotland.)
Van 1458 tot 1558 ondergaat ook Engeland de invloed der Renaissance (Thomas, Morus, Tyndale en Surrey, de eerste verdediger der blanke verzen, waarmede men, ook volgens Byron, moeiliker een goed gedicht maakt, dan met rijmende verzen.)
Maar reeds in 1550 breekt het grote bloeitijdperk aan, het Elizabetiaans tijdperk, dat duurt tot 1630. (Peele, Greene, Marlowe, Shakespeare, Ben Jonson, Spenser Sidney, Southwell Lyly, Bacon.
Met Cromwell komt het Puriteinse tijdperk (1630-1660) dat Milton zijn ‘Paradise lost’ ziet schrijven, waarop een restauratie-tijdperk volgt met Dryden en Butler. Maar het duurt amper 40 jaar.
Met het herstel der Stuarts, komt ook een on-Engelse, namelik een Frans-klassieke geest over Engeland gewaaid, zijn invloed op de letteren houdt aan tot 1760. Pope volgt Boileau na, Swift schrijft zijn ‘Gulliver's Reizen en Daniël Defoe zijn Robinson Crusoë. Verder zien we hier nog Addison, die door onze Justus van Effen werd nagevolgd, Richardson, de eerste Engelse en Europese romanschrijver, en Fielding.
Van 1760 tot 1800 is er evenwel een terugkeer tot de natuurlikheid. Hier komen Johnson, Goldsmith, Cowper, Burns, Young, Macpherson, die grote invloed had op de romantiek door zijn ‘Zangen van Ossian’, Gibbon, Sterne en Sheridan.
Dan krijgt ook Engeland zijn romantiek, die loopt over de eerste helft der XIXe eew. Weer een bloeidtijdperk voor de Engelse literatuur. Noemen we even de grootsten: Wordsworth, Coleridge, Southey, Byron, Shelly, Keats, Moore (de Ier, tijdgenoot van O'Connell) en Walter Scott.
De tweede helft van de XIXe eew wordt naar Koningin Victoria het Victoriaans tijdperk genoemd. We vinden hier Thackeray, Dickens, Eliot, een eindeloze reeks romanschrijvers, waaronder Bulwer Lytton, Wilkie Collins en Robert Stevenson benevens de priesters Hugh Benson en de Ier Sheehan. Als geschiedschrijvers hebben Macaulay en Carlyle een gerechtigde faam. Ook Ruskin en Newman worden behandeld, de laatste de grootste prozaschrijver der negentiende eew. In Newman hebben we misschien wat eenzijdig de grote leider der Oxford-beweging gezien, en niet genoeg de grote kunstenaar.
Speciaal voor de poëzie worden hier behandeld: Tennyson, de lievelingsdichter van het Engelse volk, Robert en Elizabeth Browning. Hier vinden we ook de Pre-Raphaëlieten, een kunstrichting, die vóór alles streefde naar eenvoud en innigheid. Als hun modellen beschouwden ze de Italiaanse Primitieven voor Raphaël, doch ze misten het eenvoudig geloof der primitieven, en waren in menig opzicht veleer decadenten. Tot deze