Aantekeningen
Opbouwen lacht.
Het laatste nummer van ‘Opbouwen’ wekt de schijn alsof dit tijdschrift met Reinaert en De Snuiver wenste te konkureren. Het is niet onze bedoeling te polemiseren met de naamloze steller der ‘Lachedingen’ die dit tijdschrift ontsieren. Zólang op eerlike, zij 't nog zó agressieve wijze kritiek wordt uitgeoefend, zullen wij dit toejuichen. Het is echter niet moeilik openhartige, fatsoenlike kritiek te onderscheiden van gluiperige aanvallen, die alleen bedoelen te krenken en te kleineren, bovendien, de persoon zelf te treffen en in een vals daglicht te stellen.
Wij zullen dus, de klaarblijkelike kwaadwilligheid van deze kritiek in aanmerking genomen, niet polemiseren.
Maar behalve kwaadwillig is de naamloze steller van deze ‘Lachedingen’ nog wat anders:
1) op grond van de wezenlike domheid van zijn proza, een geestelik-onvolgroeide;
2) op grond van zijn smerige insinuasies, een keurig heerschap.
Op grond van het feit, dat hij dergelike persoonlike aanvallen niet wenst te ondertekenen, zijn wij verplicht de hoofdredakteur verantwoordelik te stellen. En dan moeten wij zeggen, dat de heer H. Hoste, meer dan wie ook, bescheidenheid geboden is. Deze heer, die zijn tijdschrift, o ironie! ‘Opbouwen’ noemt, zou de laatste moeten zijn om de stevigheid van andermans geestelike konstruksies in twijfel te trekken. Want moesten deze ook onhoudbaar blijken, dan zouden zij toch, bij hun eventuelen val, geen rampen veroorzaken.