De Tijdstroom. Jaargang 1(1930-1931)– [tijdschrift] Tijdstroom. Tijdschrift voor kunst en letteren, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 321] [p. 321] [De Tijdstroom 1931 nr. 11] De Reiziger André Demedts ‘Laat mij over mijn gaan en trekken zwijgen, de aarde is niet biezonders en niet groot; er is toch nergens meer dan hier te krijgen, en levend gaan wij overal toch langzaam dood. o Wist gij maar, al wat ik deed om te vergeten, om voor mijn ogen nimmer meer terug te zien wat wel in werklikheid, voorgoed vergleden, in mijn herinnering toch werklik bleef nadien. Ik noem de bergen, noch de vlakten, noch de steden, waar ik eens woonde en zwierf en eenzaam was, ik noem de mensen niet voor wie ik heb geleden, de namen zeggen niets, en zij vergeten ras. Maar door de namen, zie ik iets dat niet wil tanen, en op het netvlies van mijn ogen blijft, totdat er na het bloed en 't water van de laatste tranen, geen ander beeld, dan dat van God meer overblijft. En ondertussen, reis ik heen en weder, en 'k ben hier in uw midden en ik drink en lach; ik ben niet anders nu, dan gisteren, en morgen weder veranderd ben ik niet door wat ik zag. Ik weet toch elk der ogenblikken, veranderen geeft geen geluk; - o kom, laat ons nu tikken, tegen elkander, onze glazen stuk, en bij dit feest, als bij een spel, zeer vrolik zijn en blij - min dan één tel, na onze dood, is 't al voorbij. Vorige Volgende