Als dat potsierlijk dier, met de duidelijke zebra-aspecten, van Willem Rombauts, straks kon uitgezongen zijn, zou daar misschien kans bestaan voor hemzelf dat hij de diepere hartslag van het leven zou vermogen te vernemen, en zonder plagiaatpleging kunnen uiting geven en vorm aan een bijblijvend schoonheidsverlangen en warmmenschelijke levensvisie, tot voorbeeld voor dezen onder ons, die nog steeds ‘fataal teruggezonken blijven in onbelangrijke en onvruchtbare beschouwingen en vaag-erotische lyriek’ zooals de heer Vanderhallen het, onzer jeugd ten schande, in zijn blad neerschreef.
Willem Rombauts nu, de dichter der nageschreven experimenten, heeft een onweerstaanbaar dichterlijk zwak voor water, watervlakten en watervallen, doch vindt de ‘kabbelende golfjes van de tijdstroom’ zooals Wies Moens dat noemt, te onregelmatig en zwak van slag, en draagsters van te veel wrakstukken.
Maar laten wij onze blikken vestigen op het schouwspel in de arena: bij zijn verschijnen maakt Rombauts ons zijne stichtelijke intenties diets, en trekt dan in stormpas op den tegenstander af. Schouw nu toe naar het strijdverloop: losbollig-weg heeft hij stukken bloedende verzen opgeprikt, en smakt ze half glim- half grijnslachend voor de voeten neer. Doch zijn gelaat krijgt plots een veel ernstiger uitdruk, en de strakke wijsvinger toont de vele kankerende, niet te heelen wonden: te veel verdriet, plagiaatpleging, geen tucht in de verstechniek, misbruik van den naam Gods, niets van probleemstelling...
Te veel verdriet. Ja, bijwijlen nog l-i-e-f-d-e-v-e-r-d-r-i-e-t! En dàt verdraagt Rombauts niet.
Rombauts speelt een allemachtig aardig en veel zonderlinger spel. Bij hem ‘fluiten schuwe meisjes in den pijnboom pijnlik’. Rombauts is brutaal. Hardvochtig Don Juan. Het deert hem niet. Het maakt hem geen verdriet. Hij laat ze fluiten.
Maar als we zoo kitteloorig waren als U, meneer Rombauts, en met dergelijke critiekzuchtige neigingen gezegend of gestraft, dan zouden we het booswillig opgezet plan uitbroeden U in volledig discrediet te brengen door die schuwe, fluitende meisjes uit dien boom van jou te verjagen, ze aldus verlossend van de pijnbank, en terug naar het ouderlijk huis toe te zenden, waar ze de berouwende bekentenis konden afleggen dat Willem Rombauts, rubriekleider in ‘Opbouwen’, dichter, criticus, geestelijk kind en erfgenaam van Paul Van Ostayen, hen in een vlaag van onzinnige poëtenwaanzin op dien pijnboom had gelokt.
Maar neen, veeleer wil ik er met U een compromis op wagen, Rombauts! We drinken ons godzalig vroolijk en stomdronken aan een kruik felle oude klaren, stroopen manmoedig de hemdsmouwen op, en gaan dap-per met U mee, laten de fluitende meisjes op hun klein eentje koekeloeren op dien pijnboom, en zetten koers naar Uw waterval, die dap-pere waterval, waar Uw zebra zijn gloeiende, manlijke lied zingt. En we doen mee, hoor, in koor en a capella, want we voelen ons jong worden, zonder verdriet, en met niets meer van een meisjes-faible voor vitrines, enfin bui-ten-ge-wôôn jong. En dan stellen we ons onbevangen de doodernstige problemen, over stroomversnellingen, houille blanche, lamplichtverbruik en H.P.
En we houden un petit dédain, un sourire de mépris over voor die armelui welke op dat tijdstroompje rondzwabberen, zonder wind in de zeilen en varend onder slecht auguur en der literaire goden toornend oog!
Doch vergeten we echter onze Don Quichotte en zijn tornooi niet. De traditie ontrouw speelt hij er zijn goed humeur bij in - en in groote mate zijn ridderlijke hoofschheid. De bovengemelde fouten bij zijn tegenstrevers, door zijn wisse oordeelkundigheid ontdekt en ten eeuwigen dage voor het dichtend geslacht geschandvlekt en gebrandmerkt, worden gestaafd door een overdruk van enkele citaten, waarin hij een drietal storende verminkingen laat - (on)vrijwillig verkeerde transcriptie of slechte