zichzelf niet belangrijk zijn, maar onontbeerlijk om technische of utilitaristische redenen.
Eigenlijk stijlvolle uitingen van bezonkenheid in de nieuwe richting. - En die men af en toe ook al eens opmerkt bij Vlaamsche Binnenhuis architekten en sierkunstenaars.
Het princiep dat zoowat ten grondslag ligt aan de meeste dezer dekoratieve samenstellingen, meen ik ongeveer te kunnen samenvatten door te zeggen dat het wezen zelf, het bestaan van een meubel en het gebruik dat er zal van gemaakt worden, er niet enkel den vorm van bepalen maar bovendien ook nog de versieringsmotieven.
Wat van esthetiek standpunt uit zeker wel kan opwegen tegen de principes die het gevoel en het streven teweegbrachten in andere groote stijlvormingen zooals die der Gothiek en die van de Renaissance.
Maar waar de Gothiek en de Renaissance op gebied van ‘woningskunst’ slechts tot uiting kwamen in kasteden en ten bate van enkelingen, is de hedendaagsche moderne ‘woningskunst’ flink op weg om een ware algemeene volkskunst te worden.
Nu evenals vroeger kan de techniek aangepast worden aan het leven zelf. En in ‘woningskunst’ - meer dan in alle andere toegepaste kunst - gaat het er vooral om de vooruitgang der techniek, ten dienste te stellen van de esthetieke creatie. Een gloeilamp is eigenlijk geen grooter wonder dan een oliepit geweest is: beide zijn het evenzeer. En een ultra-moderne boormachine is op zichzelf misschien geen knappere uitvinding dan een eenvoudige handboor was. Aan de evolutie der techniek moet men zich aanpassen.
Door synthetieke en eenvoudige opvattingen beantwoordt de moderne stijl aan het leven onzer eeuw en aan de voorschriften der hygiene. Sierlijkheid en rythme in lijnen en vormen zijn bovendien hoedanigheden die spoedig den algemeenen smaak veroveren.
R. BOURGUIGNON.
Calvarië (S. Marco te Florentië)
FRA ANGELICO
Uit C. Verschaeve's Christus in de Passie en zijn voorstelling in de Kunst.
‘Uitgave EXCELSIOR, Brugge’