jonge schrijver aan een grote roman, over het leven in de kadettenschool, schreef intussen een komedie ‘Hemelblauw’ (genre ‘théâtre improvisé’) Volgens het ‘Berliner Tageblatt’ stierf hij juist voor de algemeene herhaling van zijn laatste stuk, waarin de gesneuvelden in de slag van Verdun verrezen om zich te beklagen wegens het nutteloze van hun offer.
Zoals in vele landen is ook in Duitsland op toneelgebied een inzinking ingetreden, die ook wel bezinking kan brengen en de voorbereiding zijn van een niewe bloeitijd. Het ekspressionisme met zijn mooie en duurzame verwezenlikingen heeft uitgediend, of beter, heeft plaats gemaakt voor een meer gematigde, bezinde toneelkunst. Het grootste deel van de kracht der naoorlogse ekspressionisten werd besteed aan reaksie tegen al wat klassiek was en aan eksperimenten, berekend op onmiddellik sukses. Nu trad er meer inzicht en diepte in. Maar deze die midden alles recht bleef en klaar-ziende de lijn bleef volgen was Max Reinhardt.
Nu worden te Berlijn buitenlandse stukken gespeeld van hedendaagse schrijvers, waarbij Frankrijk goed vertegenwoordigd is door Tristan Bernard, Bourdel, Giraudoux. Engeland figureert er met stukken van Wallace, Sommerset Maughan, Oscar Wilde. - Het duitse repertorium kenmerkt zich door zijn politiek en sosiaal karakter. Een klassiek werk van betekenis werd in de laatste tijd opgevoerd: Schiller's ‘Maagd van Orléans’.
Zoals bij ons, zijn in Duitsland de liefhebbersgroepen in goed getal aanwezig en vormen er ook het meest gezonde element in het duitse toneelleven. Het zijn vertoningen georganizeerd uitsluitend door en voor werklieden. Hoewel het toneel er als politiek propagandamiddel wordt aangewend, zit er toch een frisse kunst in al die vertoningen, een tucht en een rietme in het spel, die we slechts bij de Russen terugvinden. De beste werkliedengroep is te Berlijn: de ‘Arbeitertheaterbund’, die onlangs met de opvoering van ‘Das Rote Sprachrohr’ een toppunt bereikte, dat slechts zelden door beroepsspelers werd geëvenaard.
* * *
Het overwicht op toneelgebied behoort over de gehele wereld aan Frankrijk voor wat de kwantiteit en aan Rusland voor wat het kunstgehalte betreft. Inmmers, de avant-garde is in beide landen de richting die op kunstgebied het best presteert en in Frankrijk blijft deze te Parijs, en te Rusland wordt al wat niet propagandistes is, geweerd, zodat de groepen naar het buitenland moeten trekken. Dit alles zien we, wanneer we het verlopen toneeljaar in Argentinie beschouwen. De grootste aandacht gaat naar het uitheems teater. Drie franse en drie spaanse groepen treden regelmatig te Buenos-Ayres op met werk van Jules Romains, Jean Giraudoux, Duvernois, Achard, Lenormand, enz. en van spaansche auteurs als Benavente (‘Pepce Doncel’), Martinez Sierra e.a. Het publiek begint echter op deze vertoningen schaarser te worden en ‘La Nacion’ voorziet in 1931 ook in Argentinie de onvermijdelike toneelkrizis.
Maar het toppunt van 1930 waren de vertoningen van de groep Tajrof, groots en origineel van opvatting, feeëriek van dekor en uitbeelding en knap van tekniek. Biezonder toegejuicht werd ‘Oeragaan’ van Ostrovski. De vertoningen werden gegeven in het Russies, wat nog een bewijs is tegen de supremasie van het woord.
Het nasional toneel werd met dit alles in Argentinie zeer verwaarloosd: ofwel speelden de argentijnse groepen uitsluitend buitenlandse stukken, ofwel zijn de inheemse stukken slechts middelmatig. De beste zijn: ‘Pierrot’ van E. Gustavino, ‘Tuin van Eva’ van Eichelbaum, ‘Mademoiselle’ van Arturo Capdevelo. Echter geen blijvend werk.
* * *