Kroniek der Beeldende Kunst
Gothiek of Romaansch?
De Fransche beeldhouwer Henri Charlier heeft in de Revue Intellectuelle deze vraag beantwoord ten gunste van de Romaansche kunst.
‘Quand il s'agit d'art, tout au moins, on confond le sentiment religieux et la foi. L'émotion dévote, subjective et toute naturelle, qu'apportent les récits de notre histoire religieuse, n'est pas la foi. La douleur d'une mère est tout ce qu'on voit en Notre-Dame au pied de la croix. La douleur d'un fils en Saint Jean. Cette sentimentalité qui fait le fond de tous nos tableaux religieux depuis trois siècles est bien au-dessous du simple sentiment religieux, qui mène à Dieu par la nature. Le sentiment religieux emplit l'oeuvre d'Eschyle et des Egyptiens. Mais ce sentiment, comme la nature elle-même, est particulièrement dur et insensible, grand mais écrasant. C'est la foi qui nous fait connaître la bonté de Dieu, qui nous conduit à l'espérance et à la charité. Ce sont ces vertus qui brillent dans notre art du moyenâge, fort et doux, intérieur et pacifié, nullement sentimental.’
Vier jaar geleden kwam Henri Brunning tot een zelfde conclusie, welk hij motiveerde in zijn opstel ‘Kunst en Kunstenaar’ (Roeping, April, 1926).
‘Zooals de kulturen van het oude Indië, Sjiena, Egipte, Griekenland ieder hun tijdperken van klassieke schoonheid hebben gehad, - zo heeft ook de kristelike beschaving haar tijdperk van klassieke schoonheid gehad: voor West-Europa is dat tijdperk het tijdperk van het romaans geweest, dat tijdperk waarin de kristelike kultuur haar hoogste bloei beleefde. De gotiek tekende haar verval. De geschiedenis der gotiek is de geschiedenis van de ontwrichting ener katolieke beschaving, van de ontluistering ener katoliek-klassieke schoonheid.
De romaanse rondboog gaf uitdrukking aan het goddelike; de gotiese spitsboog aan het menselike.
De romaanse rondboog, deze blijde, stille rust: Zij is niets dan meditatie, niets dan luisteren, niets dan een zich veilig voelen onder de goddelike boog van Almacht en Erbarmen die God beloofde toen Hij, ten teken van zijn verbond met de mensen, de regenboog hief van de aarde tot de hemel.
Deze opperste levensrust, dit klassieke moment (d.w.z. dit moment waarin aarde en hemel, mens en God in volkomen harmonie waren) is plotseling verstoord in de angstkreet, in de verlangenskreet van de gotiek.
De geschiedenis der gotiek beeldt de ondergang van de kristelike beschaving; de spitsboog is het verlangen te midden dier ontwrichting, de verschrikking te midden dier overal opdoemende ondergang.’
Als besluit van deze aanhalingen kan gelden de kantteekening welke Hubert Colleye bij het opstel van Charlier schreef: ‘C'est essentiellement un art de foi: Son point de départ n'est pas en la nature mais en Dieu. L'art tout moderne offre ceci de consolant qu'il prétend aussi à une filiation plus sublimisée que celle de la nature.’
FRANS VAN BOOGAERDT.