Rond een Merkwaardig Jaarboek
Bij ‘de Sikkel’ te Antwerpen, verscheen, onder de eigenaardig opgevatte tietel ‘Balans’ een algemeen jaarboek der Nederlandse Kunsten.
‘Dit jaarboek, het eerste in zijn soort, maakt generlei aanspraak op volledigheid, doch bedoelt, in zijn opzet als periodieke uitgave, slechts te geven een actueele greep, een willekeurige ordening van jonge Nederlandse kunst in den ruimsten zin’ alzo de korte en daarom sympathieke inleiding die de samenstellers aan dit jaarboek lieten voorafgaan.
‘Balans’ brengt ons dus niet de verlies en winstrekening van dit geslacht; het bleef bij een ruim overzicht van wat de Nederlandse kunst ons in de laatste jaren heeft gebracht.
Deze al-te-gemakkelike uitdrukking ‘Nederlandse kunst’ dient evenwel niet al te ruim te worden opgevat. De vlaamse poëzie werd hier vertegenwoordigd door twee dichters: Gaston Burssens en A.W. Grauls - deze laatste met een paar gedichtjes die zeker niet tot zijn beste werk behoren. Van het vlaamse proza... hier geen spoor. Evenmin van vlaamse plastiek of muziek. Tussen de talrijke illustrasies troffen wij één houtsnede aan van Jozef Cantré.
Niet alleen voor de vlaamse lezer vormt dit een spijtig tekort, voor de samenstellers van dit jaarboek duidt het op een bekrompen inzicht in de Vlaamse Kunst. Want ook hier arbeiden schilders, beeldhouwers en cineasten. Ook hier is een heldere opbloei van proza en poëzie.
Ik weet het, de samenstellers maken geen aanspraak op volledigheid, doch het hier aangestipte tekort is voor de vlaamse boekenliefhebber te in het oogspringend, om het goedkeurend voorbij te gaan. Zo langzamerhand vestigde zich bij ons de mening, dat de Vlaamse kunstenaar alleen bij toeval in Nederland wordt binnengeloodst.
Doch wij willen dit niet vooral aan de verzamelaars verwijten en wijzen op de armelike voorstelling onzer Vlaamse kunstbeweging, door Vlaamse korrespondenten in Nederlandse tijdschriften en bladen.
‘Balans’ kon aan dit tekort verhelpen en wij hopen, dat, bij een volgende uitgave, deze, wellicht valse mening, daadwerkelik zal worden tegengesproken.
Verder biedt dit jaarboek een ruim overzicht van de Noord-Nederlandse kunst der laatste jaren. Er wordt aandacht gevraagd voor de Nederlandse film- en toneelkunst, door Menno Ter Braak en Victor van Vriesland. Werumens Buning onderzoekt de toekomst van het ballet. Lou Lichtveld schrijft over Negerinvloeden in Europese kunst en J.W. Havermans maakt inderdaad de balans op van de beeldhouwkunst. Al deze bijdragen zijn met treffende foto's geillustreerd.
Naast een paar prozafragmenten werd evenwel de ruimste plaats opgeeist door de poëzie. Al beteekent dit geenszins dat al deze poëzie het bewijs zou leveren van een spitse hoogbloei. Al deze poëzie haast is binnenhuis-poëzie; altijd raak en scherp van beelding en rythme, vaak teder met een schepje romantisme zodat het ons voorkomt of deze dichters de dringende eis van vernieuwing niet hebben gevoeld noch gekend. Daargelaten de zuiverder sensibiliteit in de keuze van het woord en het onderdrukken soms van het persoonlik gevoel kon deze dichtkunst aansluiten bij de Beweging der Tachtigers.
Een terugkeer nu, ook al is er verrijking door nieuw ontdekte waarden, kan uit geen enkel opzicht worden goedgekeurd. Graag maak ik echter voor enkelen uitzondering. o.a. voor de twee schone versjes van G. Achterberg en voor het van menselikheid huiverend gedicht van D.A.M. Binnendyk.