Kronieken
Nederlands Proza.
Paul Kenis - Twee Romans
Alhoewel Paul Kenis een der produktiefste auteurs van zijn geslacht is geweest en nog steeds onvermoeibaar in boeken en tijdschriften iets van zijn droom naar schoonheid vast te leggen weet, heeft hij, bescheidenheidshalve wellicht, zichzelf vergeten in zijn ‘Overzicht der Nederlandse Letterkunde na van Nu en Straks’ - een bescheidenheid die onder geen enkel oogpunt goed te praten valt.
Al is het ook niet onze taak dit tekort in het ‘Overzicht’ van Paul Kenis aan te vullen met een overzichtelik hoofdstuk over hemzelf, toch willen wij uwe aandacht vragen voor een paar romans, waarin deze auteur treffend als romanschrijver naar voren treedt.
In ‘Het Leven van Meester François Villon’ tekent Kenis ons op verrassende wijze deze arme student-dichter uit. Deze arme student, die jong was en genieten wou van alles wat het leven bieden kon. - al liet dit alles hem ten slotte zo onbevredigd en vluchtte hij altoos weer verder zijn grillige droom achterna.
Want geen genot was er, dat François Villon niet had gekend en in de siddering van een vers vastgelegd.
En, al was hij ook de jonge ruitenbreker, de waaghals, die met zijn vrienden op strooptochten ging; dronk en speelde in de taveernen en met een scherp sarkasties woord de blijdschap aan de gang hield, soms welde hem toch de bitterheid naar het hart, om in een vers de wroeging en de wanhoop vast te leggen.
Dan klonk door zijn lied de diepere ondertoon van warme menselikheid, een kleine vlam, die hij immer had brandend gehouden, zelfs in de donkerste dagen die hij had doorworsteld.
Lang blijft Paul Kenis stil bij de testamenten die François Villon met een nuchtere kijk op zichzelf schreef. En hij voert ons mee naar de vorstelike hoven waar deze dichter heeft vertoefd; naar de raadsheren van het parlement, de boeven en de beurzensnijders waarmee hij zijn armelik leven heeft gesleten.
En een ruime aandacht - een al te ruime aandacht zeker, vraagt hij voor het Parijs uit de vijftiende eeuw, waarvan hij de kerkjes, de pleinen en de straten kent en uitbeeldt op een wijze die zekerlik benijdenswaardig mag worden genoemd.
Al doet de stijl van Paul Kenis hier wel eens boekerig aan; al ontsprong dit alles niet altijd uit de direktheid van het leven zelf, met dit merkwaardig boek betreedt hij een terrein, dat in Vlaanderen zogoed als heel en al onontgonnen bleef.
* * *
Meer direkt uit het leven groeide zijn laatste roman ‘Apostels van het nieuwe Rijk’.
In dit boek voert Paul Kenis ons terug naar een der vooroorlogse koloniën van eksperimenteel kommunisten, waar iedereen het werk deed waar hij lust en aanleg voor had en waarmee hij dus best de gemeenschap dienen zou. Niet enkel in woorden huldigde men hier het libertair kommunisme, de theorie werd omgezet in praktijk. - Al bleef men ook beginselvast, toch was men volkomen vrij.
Deze vrijheid en deze beginselvastheid schijnen echter algauw van een verdacht allooi te zijn, want, er is een brug die niet kan worden overbrugd - er komt geen voeling onder deze kommunisten die elk hun eigen weg gaan. En langzaam ont-