De Tijdstroom. Jaargang 1(1930-1931)– [tijdschrift] Tijdstroom. Tijdschrift voor kunst en letteren, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 166] [p. 166] Monnik Jan Vercammen Zijn handen bloeien in de kloostertuin, zijn ogen dragen avondzon, zijn gang is rustig als een winterduin hoewel de zee nooit zwijgen kon. Hij wil met aarzelende vespersalmen zijn luid' herinnering toedekken voor de nacht, de nacht-in-hem, die maar alleen kan talmen en in de schaduw van de beukenlaan zich te herkennen tracht. Hij voelt de rust alleen als rusteloos verlangen, in slaap keert hij zijn ogen naar hetzelfde klaar gelaat, dat ook naast hem doolt door de kloostergangen en nog langs iedere avond mee de nacht ingaat. De bleke lippen roepen God op tot getuige! Vergeefs dat hij bij ieder woord zijn pen begeven doet tot breken: in zijn bevende hand wil zij maar buigen wijl zij gehoorzaam is, en hij nu schrijven moet. - Moet. Vorige Volgende