wij zullen alleenlik uitdrukken, de reaksie, die ons innig-diepste-zelf tegenover de werkelikheid stelt.
Is dit uitdrukken voor de heer M. Gijsen niet voldoende? Naar aanleiding van Theun De Vries' ‘Westersche Nachten’ lazen wij toch ‘dat hij de voorkeur geeft aan de verzen waar het gemoed doorbreekt, zonder dat de dichter ons over zijn sosiale ontroering inlicht.
Nee maar! Wij drijven de dingen zover niet door! Daar is een reaksie tegenover de werkelikheid. Een reaksie van uit de Ivoren Toren, kan de heer Gijsen tegenwerpen.
Kan er evenwel reaksie zijn, zonder dat de werkelikheid hartstochtelik werd doorleefd?
Anderszijds: wij hebben niets te bewijzen. Poëzie is geen wijsbegeerte. Men maakt geen verzen naar verstandelik voorschrift.
Ook de verzen van Marnix Gijsen bewijzen niet.
Een overwonnen standpunt, wellicht?
‘Ons levensgevoel is verstild. Wij zijn niet meer zo uitbundig en entoeziast over elk teknies wonder van deze eeuw. Zo is ook onze poëzie verstild en verinnigd. Wij delven weer naar de diepte der ziel en naar de morgenlike, frisse doorzichtigheid van het beeld en het woord.
- De geest waait waar hij wil, en zooals hij wil.
‘Elk afzonderlik moeten wij zoeken naar onze vorm. Wij geloven in de vormgevende kracht van het rythme, van de beweging, die uit het kontakt van subjekt en objekt rezulteert.
Wij weten dat het mogelik is, in enkle zin- en klankheldere woorden, het huiverend heimwee van de mensenziel vast te leggen.
Ook het heimwee van een volk naar vrijheid, is een heimwee.
‘Het allerjongste geslacht dat in Vlaanderen aan het woord komt, heeft definitief met de naoorlogse humanitaire stroming afgebroken.
- Marnix Gijsen kan dit spijtig vinden. Dat is zijn goed recht. In een volgend betoog, zullen wij de zwaarte dezer humanitaire bagage, die, met de lyriese werkelikheid niets heeft te maken, aantonen.
‘Voldaan van de vurige overgave aan leven en gemeenschap, - waar zij niet langer wezenlike leiders konden zijn - keren deze dichters naar de eenzame schuilplaats van verworpenheid terug. Verward door de bandeloosheid van het vrijvers, dat tot literair proza verworden moest, zoeken zij uit deze tijd zelf een nieuwe vorm te boetseren. Zij keren zich af van het vage romantisme, - die artifisiele bloemekes der schoonheid, om te komen tot een kunst die weer de werkelikheid erkent. Het aanvaarden dezer werkelikheid; het aanvaarden dezer tekniek; het zoeken naar nieuwe verrassende waarden; het verstillen van het levenstempo; het verinnigen en het verdiepen van de levensvizie, dit zijn de tekenen, die in de poëzie een niewe Lente en een niew geluid beginnen te verwekken.
- Vooral deze eerste zinsnede, moest op een ontvankelike snaar een melodramatics geluid teweeg brengen. Dit dus is de Ivoren Toren, mijne heren, waarin deze aristokratiese dichters zich wenschen terug te trekken. Daarom weerleg ik dit liever met de woorden van de heer M. Gysen zelf.
(zie: De Standaard - 28 Augustus 1930.
Plato heeft volkomen gelijk: de dichter behoort niet in de normale gemeenschap. Hij is een negatie van alle orde en autoriteit. Zijn geest beweegt naar wispelturige wetten die ver uitgaan boven de droge mathesis der menschelijke wetgeving en der aanvaarde orde van gedachten. Zooals de comtesse de Noailles het van de vrouw zegt, ‘son coeur puissant a droit à d'infinis détours’. Dat komt omdat de waarde die hij hanteert en die welke door de gemeenschap worden verdedigd, grondig verschillend en onverzoenbaar zijn. Telkens men de twee elementen bijeenbrengt ont-