me d'épuisement et de décadence alors qu'elle semblait pleine de force, de fougue, de jeunesse, que les esprits un peu attardés et appesantis par le passé ne la reconnaissaient pas encore, elle s'émiette et s'écroule. De Mélios à Fejos, un homme, et qui n'a pas franchi la maturité, a vécu personnellement l'histoire d'un art. C'est, je pense, un phénomène unique de la chronique de l'humanité, et qui marque le caractère haletant, torrentiel, toujours en faux équilibre de notre époque.’
* * *
Aanvankelik trokken de protagonisten van de stille film in alle landen te velde tegen het niewe, dat zij onvoorwaardelik veroordeelden. Hun enig wapen was de pen. Er werden, naast onbesuisde verketteringen, ook prachtige bladzijden neergeschreven. Het is gedurende deze overgangsperiode, dat men het wezen der kinegrafie het dichtst benaderd en de wetten, die deze kunst beheersen, het klaarst geformuleerd heeft. Zij, die de verdediging van de stille filmkunst opnamen, waren hoofdzakelik critici. Het publiek ging zonder moeite over tot de sprekende film. De betovering van de alleszins verbazende tekniek gaf hier voorzeker de doorslag. Er was ten andere bij het publiek, ik heb het beste op het oog, nog geen gerijpt inzicht aanwezig, al had zich bij dit publiek misschien wel langzaam en onbewust een gans bezondere smaak voor de kunst der stille beelden gevormd.
Ook zij die het dichtst bij de voorstanders der stille filmkunst stonden, de kineasten zelf, liepen naar het andere kamp over.
Of het tot een debat kwam in de ware zin van het woord? Neen, want gedachtenwisseling ontstond er niet. Er werden van de ene kant teorieën gelanseerd, van de andere kant werd er grof geschoten met reklame. Al wat geschreven werd ter verdediging van de sprekende film kan bezwaarlik ander dan als reklame bestempeld worden. Betaalde kritiek is trouwens altijd van verdacht allooi.
Een ogenblik bleef de hoop levendig, dat de twee uitdrukkingsmogelikheden paralleel naast elkaar zouden blijven voortbestaan, maar die illuzie werd, zoals we hoger vaststelden, geen werkelikheid.
* * *
Hoe gegrond ook het treuren mocht zijn over de ondergang van een kunstuiting, die reeds menig prachtig rezultaat boekte, toch waren de critici gedwongen de werkelikheid te aanvaarden, of het nu ook een werkelikheid was, die al hun prinsiepen onderste boven keerde. Een film, die spreekt, was voor hen zo monsterachtig als een schilderij, dat zich zou opdringen aan de neus of een muziekstuk, dat zich tot het oog zou wenden. Daarbij kwam nog het feit dat de talkie terugging naar het toneel, en nog wel naar het toneel van de laagste soort: de operette en de music-hall, (denk hier aan de Parade d'Amour en het ongewoon succes dat deze film vanwege het publiek te beurt viel).
Aanvankelik was er in de niewe film-productie niets aanwezig, dat de hoop op een schoonheidsverwrezenliking wettigde, enkele uitzonderingen niet te na gesproken, deze uitzonderingen werden dan ook door de kritiek als houvast dankbaar aanvaard. Films als Broadway Melody, Storm over Azie, de humoristiese Micky-films, (bewogen tekeningen,) en vooral Weltmelodie hebben klaarte in de verwarde toestand gebracht.
De Amerikaanse film Broadway Melody éen jaar na het verschijnen van de eerste talkie, was een datum in de ontwikkeling van de sprekende film. Door zijn onderwerp, ontleend aan de music-hall, blijft Broadway Melody nog in de lijn der talkies, doch de film pakte uit met een zo volkomen tekniek en tevens vielen de meeste onvolmaaktheden, die in de talkies zo ergerlik in het licht traden, bijna volledig weg, dat zelfs de vroegere bestrijders der