De Tijdstroom. Jaargang 1
(1930-1931)– [tijdschrift] Tijdstroom. Tijdschrift voor kunst en letteren, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 116]
| |
Toneelkroniek.
| |
[pagina 117]
| |
op enkele jonge toneelschrijvers, die zekerlik niet van talent zijn ontbloot en wier werk, dat gedeeltelijk ligt in de lijn van het vlaams modernisme dat door het Vlaamse Volkstoneel wordt gehuldigd - een schone aanwinst is voor ons vernieuwd toneelrepertorium. ‘Daar waren drie Tamboers’,Ga naar voetnoot(1) een zinnebeeldig spel door RIK DELPORT, is een gemodernizeerde, zeer vrije bewerking van het oude lied. Dat Rik Delport, uit dit, bijna ondramaties gegeven, een spannend toneelspel op te bouwen wist is zeker geen kleine verdienste. Met de middelen der moderne toneeltekniek, hellende vlakken, stijlvol dekor, muziek en lichtschakeringen kan een knap regisseur hier alles verwezenliken. Rik Delport, die met deze ‘Drie Tamboers’ bewijst dat hij een toneelspel bouwen kan, schrijft daarbij een heldere, vaak gloedvolle dialoog, zodat dit stukje, reeds bij lezing uiterst boeiend aandoet. Van dit weinig-anekdotiese, bijna ondramatiese gegeven, heeft Rik Delport een aangrijpend drama weten te maken. Rond deze ene daad der Drie Tamboers, - rond de genezing van de melaatse - heeft de auteur de koortsige strijd van de hele mensheid gekonsentreerd: het jagend zoeken van Faustus, van Mala, de herbergdeerne, van Ermelinde, de koningsdochter en van het onrustig genietend volk, dat één ogenblik opnieuw heeft geloofd in de kracht van het Alvermogen, doch evengauw zich weer terugstort in de koorts van het leven. Zo werd dit stuk één onafgebroken handeling, een ewig-menselike handeling rond het mysterie van de wonderroos. Bij een opvoering, waarin dan vooral de nadruk wordt gelegd op de koortsige tragedie van de mensheid rond het rilde, sprakeloze wonder der drie Tamboers, gaat dit stuk voorzeker een schitterend sukses te gemoet.
* * *
Van een heel andere struktuur en uitwerking en van een heel andere atmosfeer ook, getuigen de vijf éénakters die Frans Demers, onder de algemene tietel ‘Kolonial Tooneel’,Ga naar voetnoot(2) heeft gebundel. Uit de zeer sympathieke inleiding van Lode Monteyne, leren wij deze jonge toneelschrijver - waarvan wij trouwens reeds vroeger niet onaardige versjes en prozaschetsen lazen - kennen als een jong ambtenaar in het zwarte Afrika. ‘In de Vlaamsche literatuur is Frans Demers nochtans niet de allereerste, die door het leven in de tropen werd geinspireerd. Zijn onmiddellijke voorganger was de al te vroeg gestorven prozaïst Emiel van der Straeten, die ‘Zuiderkruis’ en ‘De Slaapziekte’ schreef. Demers is minder een dichter dan Van der Straeten met zijn sterk evokasievermogen en zijn troebele gevoeligheid. De schrijver van ‘Koloniaal Toneel’ staat vooralsnog te midden van de werkelikheid, die hij zelf heeft beleefd maar nog niet geheel overziet en beheerscht, getuigt Lode Monteyne. Demers geeft ons evenwel een zeer scherpe kijk op de koloniale toestanden en hij bereikt daardoor altijd ongewone, vaak sterk dramatiese kontrasten. Hij schrijft daarbij een vlugge, soepele dialoog, die de bouw dezer éénakters, waarin vooral de nadruk op de kracht van het woord wordt gelegd - zeer ten goede komt. Frans Demers neemt zijn toevlucht niet tot de middelen der moderne toneeltekniek, maar zijn werk sluit aan bij dat van Fa- | |
[pagina 118]
| |
bricius en onze goede naturalistiese toneelschrijvers. Dat hij vaak een sterk-dramatiese hoogte bereikt getuigt van zijn talent als toneelschrijver en wij hopen dat hij, bij een volgende afvaart ons een breder opgevat spel - los uit het enge keurslijf van den éénakter dan - meebrengen zal. Moge hij dan ook een dieper inzicht hebben verworven in de pessimistiese, tans zo verwarde uitkomstloze toestanden der kolonie.
* * *
Frans Demers komt echter op een meer modern terrein terecht, waar hij, in samenwerking met Jan Melis, de oude gedramatiseerde legende van ‘Genoveva van Brabant’Ga naar voetnoot(3) herwerkte. Met blijdschap konstateren wij hier, dat dit melo-dramaties spel, dat jarenlang in onze steden en dorpen op een daverend sukses werd onthaald, juist door deze moderniseering voor ons 20e eeuws publiek opnieuw genietbaar werd gemaakt. Wij hebben niet langer genoeg aan tranerige gevoeligheid en lange deklamasies; wij eisen van een toneelspel aktie en beweging, frisheid en verrassing. En daarmee hebben deze twee jonge auteurs rekening gehouden, zodat deze herwerking een schitterend ‘bereiken’ werd. Door het toevoegen van een karakteristieke Nar, die altijd weer uit onze moderne tijd komt getuimeld; door enkle allegoriese figuren ('n paar duivels, de ‘bekoring’ en het geweten) hier handelend te laten optreden, werd dit stuk zo goed als van alle melo-dramatiese aksenten ontdaan en kreeg het een nieuwe verrassende bekoring. Ook het gesprek van de bloemen en de vogels met het kleine zoontje van Genoveva brengt een frisse, zuivere noot in dit spel dat als met muziek is doorweven. Jan Melis, die een paar jaren geleden met een dichtbundel debuteerde is trouwens, ook als toneelschrijver niet aan zijn proefstuk. Dat onze schouwburgbestuurders nog geen belang in zijn werk hebben gesteld is voorzeker een grote vergissing.
PIETER G. BUCKINX. | |
Vlaamsche Schouwburg te Brussel.
| |
[pagina 119]
| |
gediept, duidt voorzeker op zijn merkwaardig talent als toneelschrijver. Want deze auteur beheerst de tooneeltekniek, niet door een sobere, vloeiende dialoog, doch door een scherpe, klare kijk op de aktie zelf. De taal die deze mensen spreken is de taal van een dichter - een schip op zilveren meren - harspel in de duisternis - zonder al te wijde vlucht echter, zodat geen ogenblik de sterk gekonsentreerde handeling wordt gestremd. De klassieke tonaliteit van dit stuk, afgewisseld bijwijlen door de kinderlike sprookjesatmosfeer van Swanhild maken van ‘Heime’ een aangenaam-boeiend drama. Anderzijds kunnen wij over de, trouwens goed geslaagde opvoering niet met evenveel lof gewagen. De heer Dubois scheen niet opgewassen tegen de zware taak die hij te vervullen kreeg. Maes, daarentegen was uitstekend als de vreemde ridder Iring. Ook de anderen voldeden. De figurasie, evenals het slottoneel leken gedeeltelik op mislukking, al kon hier een enig hoogtepunt worden bereikt. Vooraf ging de eenakter ‘Diertje’ een stukje dat Herman Teirlinck reeds voor den oorlog schreef en waarin wij reeds duidelik de auteur van ‘De Vertraagde Film’ e.a. naar voren zien treden. Het is een drama van ruwe hartstochten, geweldig en wild soms. De opvoering in een passend dekor was flink geslaagd.
PIETER BUCKINX. 't Hoofdkenmerk van de moderne mens ligt hierin; tussen zijn geest en zijn leven is de draad afgesneden. Tans zijn geest en leven van tafel en bed gescheiden. 't Gevolg is: meer geest dan ooit, maar onlevenskrachtig; meer leven dan ooit, maar onvergeestelikt. De gedachten veranderen, maar zonder dat de mensen veranderen: heel verschillende mensen denken gelijk; dezelfde mensen denken verschillend... |
|