Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Tijdstroom. Jaargang 1 (1930-1931)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Tijdstroom. Jaargang 1
Afbeelding van De Tijdstroom. Jaargang 1Toon afbeelding van titelpagina van De Tijdstroom. Jaargang 1

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (10.04 MB)

Scans (50.39 MB)

ebook (14.04 MB)

XML (1.06 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Tijdstroom. Jaargang 1

(1930-1931)– [tijdschrift] Tijdstroom. Tijdschrift voor kunst en letteren, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 112]
[p. 112]

Kronieken

Nederlandse Poëzie

Aimé Demarest. De wassenaar. Uitgave ‘De Standaard’. Brussel 1930.

In de Vlaamse letterkundige Almanak lezen wij: Aimé Demarest, geboren te Vlissingen, den 19 Juni 1898.

Aimé Demarest is dus een van die uitzonderlike dichters, die, tot op een ernstigen ouderdom het geheim van hun dichterschap kunnen bewaren. Want moed is er toe nodig, om dan nog de verzen van de verloren jeugd opnieuw op te kalefateren en in het licht te zenden. Om deze moed loven wij vooreerst deze dichter.

Wij durven veronderstellen dat iemand, die de dertig voorbij is en van wien wij weten dat hij een tiental jaren geleden reeds naar een romantiesgestemde muze luisterde de gevaarlike puberteitstijd, waarover zo menig jong poeet te struikelen schijnt heeft doorworteld; ook dat hij een goede dosis levenservaring en levenswijsheid in zijn reiszak meedragen zal en uit dit alles een schoon en gaaf gedicht zal hebben weten op te bouwen. Maar van hem verwachten wij dan vooral, meer dan van een jonge bundelaar van even twintig - dat hij met een strenge zelfkritiek alleen dat in het licht zenden zal wat persoonlik is en voldragen.

Nadat wij, voor deze bundel, reeds verleden jaar een uiterst sympathieke en waarderende inleiding in de ‘Maasbode’ hadden gelezen en van Aimé Demarest zelf in het katholieke tijdschrift ‘Dietse Warande en Belfort’ in de liberale ‘Gids’ en in het socialistiese maandblad ‘Ontwikkeling’ menig vers onder ogen hadden gekregen, mochten wij met reden van deze bundel meer dan gewone poëzie verwachten.

Men kan dit boerenbedrog noemen; maar juist dit boerenbedrog dan, was de onverhelpbare oorzaak dat de Wassenaar aan deze verwachtingen niet voldeed. Of hebben wij niet het recht verwachtingen te koesteren voor een bundel die voorafgaandelik werd ingeleid?

Aimé Demarest staat, en door zijn ouderdom, en door de toon die uit zijn werk spreekt zowat naast de Fonteintjesdichters, die nooit de prosodiese dyk hebben doorgebroken, dóch die ons met een paar helder-geziene, zelden diepgaande versjes hebben verblijd.

Ook deze gedichten van Aimé Demarest getuigen soms van een heldere kijk op de natuur en de mensen en bijna altijd van een gemakkelik spelen met de taal en een zuivere zin voor muzikaliteit. En daarom alleen reeds kan uit Aimé Demarest een zeer merkwaardig dichter groeien.

Een vers kan lief zijn en bekoorlik, raak van zegging en zuiver van rythme zelfs, zonder dat het ook naar iets met poëzie zou te maken hebben. Poëzie klopt dieper, want poëzie is de bevrijding van de hele mens, eenzaam en verworpen aan de aarde; poëzie peilt naar de mysterieuze diepten van het leven zelf.

Deze bevrijding voelen wij in ‘De Wassenaar’ slechts zelden. Hoe lief en bekoorlik vele dezer liedjes soms aandoen mogen, toch tasten zij niet dieper dan de oppervlakte, toch reiken zij niet verder dan het gewoonste oog.

En dat juist maakt deze liedjes zo middelmatig, zo gemakkelik van struktuur. En door deze oppervlakkige gemakkelikheid juist wordt het talent van Aimé Demarest angstwekkend bedreigd.

Er werd, bij het verschijnen der jongste bundels in Vlaanderen, tot vervelens-toe gewezen op de verwarde invloeden van

[pagina 113]
[p. 113]

Moens, Gysen en Van Ostayen. Wie voor de regels der prosodie zijn respekt durfde verliezen werd zo maar klakkeloos voor epigoon gedoodverfd, hoe weinig zijn poëzie dan ook niet die van zijn zogenaamde meesters te maken had.

De al-te-vlugge kritikus, voor wie poëzie alleenlik een kwestie van vorm scheen te zijn, mag bij de verzen van Aimé Demarest even nadenken.

Bij deze dichter, die uitsluitend metriese verzen schrijft, treffen wij bijna al de aksenten aan der dichters, waarmee wij, een tiental jaren geleden vertrouwd zijn geweest.

 
't Is knus te kijken door de ruiten
 
naar 't leven op de wakke straat

verwijst ons al dadelik naar Alice Nahon:

 
't Is goed in 't eigen hart te kijken
 
nog even voor het slapen gaan -

In meerdere stukjes is het rythme identiek en ook de toon wekelik-sentimenteel.

‘Met mijn nicht in het Park’ een vers, waarin de notisies elkaar nuchter opvolgen lijkt wel een pastiche naar Marnix Gysen.

Gij kunt dit kwaadwilligheid noemen tegenover een dichter wiens ziel in de ziel van De Musset is gedrongen - maar wie een sonnet aldus aanvangen durft:

 
'k Ben maar een kind in 't volle der gedachten!

vraagt zich toch af of Willem Kloos aan deze jonge heer geen scheldbriefje zou hebben gezonden.

Door een oppervlakkige gemakkelikheid wordt het talent van Aimé Demarest angstwekkend bedreigd. Een gedicht, dat de dichter zelf noemt ‘'t Is triestig’ eindigt zó:

 
Hé Sinte-Pieter van hierboven
 
zet eens je beste beentje bij!
 
komaan! Die zon uit haar alkove!
 
We krimpen van verveling! Wij!
 
 
 
Maar Sinte-Pieter's oogen loopen,
 
Hij draait - aan het verkeerde slot -
 
De sluizen van den hemel open
 
En 't regent, regent, regent sn-t!

't Is triestig. Inderdaad. En smakelik daarbij. En je krijgt dadelik lust om zoiets op rijm te resenseren.

Wie zijn hart aan dergelige akelige rymelary ophalen kan, kope dit boekje. Wie houdt van literaire hommels en diepzinnige ‘ironie’ kope dit boekje!

Hier is gading voor iedereen! Hier rymt ‘de laatste nouveauté’ op ‘les Baisers’; de leurder van ‘Le Soir’ op ‘bar’ en ‘thee’ op ‘Varietés’.

En wie hieraan niet genoeg hebben mocht, leze nog volgende, onbetaalbare fijnzinnige humor:

 
Het meisje stak niet stevig in haar schoen,
 
Het bleef een rendez-vous, dat bosch... en toen...
 
Gij, die mijn verzen leest, ik laat u raden...

‘De Wassenaar’ van Aimé Demarest levert overvloedige stof tot meditasie. Aan de jongeren, die zich op het moeilike pad der poëzie willen begeven, raad ik de lezing aan van ‘Geboorte’

 
De jonge vrouw verkeert in barensnood.
 
nog heeft het Lot zijn Vonnis niet gelezen.
 
Wien zal het einde van de worsteling wezen,
 
De dokter of den grauwen grimmen dood?
 
 
 
Zij slaat! zij kreunt! Het leven in haar schoot
 
baant zich een weg en martelt haar de pezen.
 
Haar smart is tot een hoogtepunt gerezen.
 
Gelijk een jongen snikt haar echtgenoot.
 
 
 
Het is volbracht! Gij hebt uw spel verloren,
 
O Dood! Een kindje laat zijn kreten hooren;
 
De moeder duizelt in vervoering weg...
 
 
 
En zulk een deel is dichter, u, beschoren.
 
Gij baart in pijn, doch is het werk geboren,
 
Een koning gaat zijn koninklijken weg.

Na zoiets is men natuurlik overwonnen. Het staat in de juiste maat. En het rymt! Ja, het rymt! Het moet wel hoge poëzie zijn. Evenwel hopen wij niet dat de dich-

[pagina 114]
[p. 114]

ter, telkens hij een vers uit de pen kreeg sloeg en kreunde en worstelde met de dood. Hoe jammer, dat een talentvol dichter, zich zo vaak lichtzinnig in levensgevaar stelt.

Ik wil dit gedicht niet belachelik maken; het bezit ongewone kwaliteiten. De gevolgtrekking, uiterlik wellicht kinderachtig, werd toch reeds door meerdere dichters aangewend.

Ik zei het reeds, Aimé Demarest heeft vaak een heldere kyk op de natuur en de mensen en een zuiver muzikaal gevoel, een gemakkelikheid om metriese verzen te schrijven, die velen hem mogen benijden. En waar hij aan zichzelf hogere eisen stellen gaat en naar een diepere bodem peilt - groeide er uit hem, spijts de bovenaangehaalde tekortkomingen - een zeer merkwaardig dichter.

Deze bundel bevat enkele-schone verzen, die de akelige sprongen van daarstraks doen vergeten; verzen waarin de dichter gevoel en vorm beheerste en naar diepte en draagwijdte tastte.

Impressie in Zeeland.
 
Nu boemt de boemeltrein langs winteravonddorpen
 
en vlakten hellend naar de koude Zee.
 
Alhier, aldaar een toeten. Booten op de reê.
 
De nacht en 't windgezanik komen 't al verslorpen.
 
 
 
Bijwijl als een cyclopenoog een rood signaal.
 
Een halte. Klompen klappren. Plompe polderboeren,
 
Pijp in den kop, zoeken een plaats met veel rumoeren,
 
En suf hervat de boemeltrein zijn kyriaal.
 
 
 
Goddank! We zijn er! 't Wordt een vroolijk lichtgewaaier,
 
mijn speelgoedstadje! Staat er iemand aan 't perron?
 
Ik kijk... vergeefs... 'k verlaat alleenig het station
 
En voel m'ellendig als een late orgeldraaier.

Wie dit schrijven kon heeft meer dan gewoon talent. Daarom juist had de dichter moeten schiften en weten wat hol en onrijp is. Want hier is reeds schoonheid genoeg aanwezig om heel blij mee te zijn. En met spijt hebben wij gewezen op de minder goede aksenten, op de ongebreidelde beeldspraak en op de al te duidelike invloeden van voorgangers. Omdat wij van Aimé Demarest, die zó zijn taal en de muziek van zijn taal meester is, meer dan ‘gewone’ poëzie moeten verwachten.

 

PIETER. G. BUCKINX.

Maurits Dedoncker. Kwatrijnen. Uitgave ‘De Goudkever’ Gent 1930.

Ik heb na nogmaals de bespreking van Urbain Vande Voorde over ‘Gedoofder Vuren As’ van Maurits De Donker te hebben herlezen, de nieuwe bundel van de jonge dichter ter hand genomen. Ik ging niet akkoord met wat Vande Voorde schreef, ik kon er niet mee akkoord gaan omdat de kritikus die nochtans gewoonlik een juist doorzicht heeft in de waarde der poëzie, zich laten beïnvloeden had door vormkwesties en het aanwenden van een paar motieven die hem dierbaar zijn. Ik denk dat V.d.V. dit zelf zal inzien als hij met dit laatste boek zal hebben kennis gemaakt. Het heet ‘Kwatrijnen’ maar deze titel bedriegt wel eenigszins, veel dezer vierregelige strofen bezitten niet veel van het oorspronkelike perziese model. Nochtans zijn er in de bundel wel vier of vijf die zonder daarom tot de grote poëzie te behoren, toch gewoon weg goed mogen heten. Verzen, waar er weliswaar geen groots leven achter hijgt, maar die toch door soberheid van zegging en een zekere persoonlike klank van inkeer en weemoedige gelatenheid aan de dichter een eigene, nog wel vage gestalte geven.

Ik schrijf een paar der beste over.

 
‘Het leven is een kreet naar veel voorbije dingen.
 
Het leven is een komen en een gaan.
 
Wij horen stadig stemmen uit 't verleden zingen.
 
Het leven is beminnen en verraân.’
 
 
 
‘Ik wil uw leven dragen op mijn harde handen.
 
Ik wil uw ogen openen op een blij verschiet.
 
Mijn kind, uw armen zijn ons hechter dan al banden.
 
uw staamlen klinkt mij schoner dan het eigen lied.’
[pagina 115]
[p. 115]

Maar ik mag niet nalaten te wijzen op de grote tekorten en mislukkingen die deze bundel kenmerken. Een kritiek die daar niet op wijst, vervult slechts een deel harer taak, omdat zij ook opvoedend tegenover de kunstenaar dient te wezen. Het spijt me telkens als ik veel min goede dingen van een werk zeggen moet, maar de overtuiging dat juist deze manier de dichter vooruit helpt, doet er me toch toe besluiten om in geest van broederlikheid, maar onverschrokken mijn mening te verklaren.

In de Dedoncker's werk zijn de fouten van tweeërlei aard. Er zijn enkele tekniese tekortkomingen die buitengewoon storen. Ik trek de aandacht op volgende rietmefeilen, die de versregels verminken tot het banaalste proza.

 
‘waar talrijke andren hebben om geschreid’
 
‘hoe 'k zat in de schaduw van schand gedoken’
 
‘We zinge' in liedren ons liefde voor 't leven’

En daarnevens heb ik veel aan te merken op de taal die hij gebruikt. Sommige woorden en uitdrukkingen zullen er wel staan omwille van het rijm, maar dit is juist het verkeerde: het rijm moet vanzelf organies uit de klankval van het gedicht ontstaan, of gebeurt het anders en moeten de woorden verwrongen worden, dan is meteen de poëzie bijna altijd verloren gegaan.

Als het geen drukfout is, wat betekent hier de eerste zin, waarom die ‘wijd’ als het niet is om een rijmwoord te vinden voor ‘verblijdt’ Wat betekenen de woorden in de enkele volgende zinnen.

 
‘Ik heb mijn schamel lijf stijf voor de kou gedekt’
 
wijl in dees avend moe en lam mijn leden lomen’.

Elders is er spraak van Karel van de Woestijne's woord dat is ‘weggewaaid’. O neen, laat ons zo niet werken. Het is goed de betekenis der woorden te eerbiedigen, anders wordt het zo gauw wansmaak. En dit is hier toch gebeurd, b.v. het vers dat begint ‘de woningnood was groot’ bewijst het en dan dit andere dat ik overschrijf en gemeen is schier:

 
‘o Vrouw in wie de vuren van den harden hartstocht laaien,
 
vervloekt het vruchtloos wachten in de lange nachten niet.
 
Gij droomt van liefde en dracht en kinderen die graaien
 
en ziet het nutloos daarzijn van uw lelik lichaam niet...

... En nu nog het laatste en biezonderste. Het gaat hier over het wezen der poëzie zelf. In veel dezer gedichten is geen ontroering aanwezig, is de verhevigde beleving tot het dichten onontbeerlik, er niet. Deze bundel werd ten grote dele zonder de minste bezieling gemaakt zoals een handwerkman stoelen of banken timmert. En dat heeft zich gewroken: de ziel moet de stof dóórglanzen eer de schoonheid ontstaat.

ANDRE DEMEDTS.

Een groots kunstwerk is nooit gegroeid uit zuivere kunst alleen, evenmin als groot wetenschappelik of wijsgerig werk alleen uit de zuivere rede is ontstaan. Elke grootse estetiese groei dient gevoed te worden door een rijke zedelike, ondergrond.
Chesterton. ‘The Defendant.’


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • Pieter G. Buckinx

  • André Demedts

  • G.K. Chesterton

  • over Aimé de Marest

  • over Maurits de Doncker