aleens onomstootbare geloofswaarheden innig naar voren brengt,
Sybil: Van alle zonderlinge, onbegrijpelijke, onnatuurlijke instellingen, is die ‘Kerk van jou’ zeker niet de minste.
Betty: Die kerk is niet van mij... Ik ben van haar.
en verder:
Betty: (tot Geoff) Ik wil vooral niet dat jij en Syb denkt dat het een geloofspunt van de katholieke Kerk is van je familie weg te loopen als je ziek bent...
maar ten slotte altoos een atmosfeer van hoogstaand gevoelsleven tracht te scheppen, bevoorbeeld als allen 't nieuws aankrijgen dat een hunner vriendinnen midden in haar laisser-aller-leventje de stem Gods hoort roepen en
Sybil (zegt):... Zich levend begraven. Want Carmelietes wordt ze. Niet eens 'n non die iets doet voor anderen. Maar Carmelietes!
Geoff: O!... (tamelijk nerveus, kijkt van ter zijde naar Betty die stil en rustig is) Doen Carmelietessen niets?... Zeg?
Betty: (verbreekt de stilte, met lichte koude stem) Niets dan bidden...
Geoff: Zoo...
Het hele stuk door domineert het gevoelsleven; is 't ook niet een vrouw die schrijft en beter dan wie ook de harten openrukt? In alles blijft Miss Young fijn, subtiel, droevig en innig; alleen het verhaal van Geoff over de katholieken die hij eens in Frankrijk heeft kunnen ontmoeten tijdens de oorlog, biddend te midden van het veld, samen met kommuniserende kinderen, is een staaltje van innig zielsuitdiepen. Een waas van weemoed schijnt gestadig over het stuk te hangen, iets dat geheimzinnigs aandoet, iets dat beklemt, ondanks de ietwat humoristiese veeleer vrede, diep-snijdende toon van sommige tonelen, 't zij door bruuske gewilde overgang tot een ander onderwerp 't zij door een psykologiese noodzakelikheid.
Geoff: (in 't twede bedrijf, na het schriftelijk afwijzen en na de tocht naar Parijs) Zeg, Betty, wat is er met jou gebeurd?
Betty: O zooveel. Ten eerste: 'k heb de ouwe huisvriend 'n blauwtje laten loopen. Ten tweede: ik heb geweigerd hem te ontvangen. Ten derde: zonder ophouden hebben ze bij mij gezeurd hem wel te ontvangen. Ten vierde, ik heb toegestemd hem te ontvangen. Ten vijfde: ik heb hem ontvangen. Ten zesde: ik...
Geoff: Je zult naar hem luisteren, asjeblief!
Betty: (stralend) O maar, dat vind ik heerlijk. 't Verveelt me zoo erg alleen aan 't woord te blijven. Maar... o... (keert zich van hem af en neemt haar breiwerk) 'k mag toch wel even mijn breiwerk nemen. ('n Schreeuwerige oranje jumper haalt ze voor den dag)
Geoff: (met afschuw) Moet jij dat ding dragen?
Betty: (hoopvol) Als ik 't nog beleef.
Geoff: (bitter) Daaraan twijfel ik geen oogenblik.
Betty: Dank je wel.
Geoff: Wie er verder ook dood gaat.
Betty: (met 'n zwak lachje) O toe, schei uit, maak me toch niet aan 't lachen (bedwingt zich). Zoo. 'k Ben 't al de baas. Neem me niet kwalijk. Maar je had 'n bedekte toespeling op - iemand - die aan 'n gebroken hart stierf - en o! de gedachte dat 't de huisvriend zou kunnen zijn - dat... zou meer zijn dan ik kan verdragen.
Geoff: (gekwetst) Aan 'n gebroken hart zal ik niet sterven. Dat verzeker ik je, Betty.
Betty: Miss Mardon zou dat veel beter afgerond hebben. Dat verzeker ik je, Miss Mardon. (vol waardigheid).
Geoff: (kortaf, ineens) Bonjour!... (vlug naar de deur).
Betty: O!... (schrillende kreet).
Geoff: (terug) Wat is er?
Betty: 'k Heb mijn wol laten vallen...
Schreit daar niks in je hart los, als je weet dat die Betty Mardon haar geheim, de ongeneeslike kwaal, nu kent, de liefde van zich wegduwen moet, omdat 't niet