De Tijdstroom. Jaargang 1(1930-1931)– [tijdschrift] Tijdstroom. Tijdschrift voor kunst en letteren, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 105] [p. 105] Kwatrijnen J. Decroos. I Veel boomen bloesmen, onbekleed met blaren, Veel jonge harten minnen, onervaren. De nachtkoû pleegt geen onbeschutten bloei, Het leven geen te teeder hart te sparen. II Nog geurt langs heg en laan de hagedoren Al heeft hij thans zijn bloesemtooi verloren... Zóó blijft somwijlen lichte heugenis Van vroeger vreugd door mist van treurnis gloren. III Vlijmt door uw krimpend hart een felle schicht, Geen poëzie die dan uw pijn verlicht. Doch is uw leed doorstaan, geheeld uw wonde, Dan wordt uw groote smart een klein gedicht. IV 'k Zie regenbogig bont de springbron opwaarts streven Doch nederstorten fluks wat flitsend stijgt. Zóó stuwt gij steeds omhoog, Natuur, veelvormig leven Dat in uw schoot weldra weer nederzijgt. V Gelijk juweelen die in vuilnis vielen Zijn we in ons donker lichaam dof en duister; Doch zoekt en zuivert de Eeuwige onze zielen Dan schittren we in zijn licht met reinen luister. Vorige Volgende