Toneelkroniek
Bij de vertoning van ‘Ulenspiegel’ door het ‘Nieuwe Volkstooneel’.
Wij hebben allemaal iets van Ulenspiegel in ons; iets van zijn vlaamse schalksheid, iets van zijn vrome innigheid, iets van zijn bijna dwaze heldhaftigheid. Want ook aan het hart van het Vlaamse volk klopt nog steeds iets van de asse van Klaas en dit zal wel de onvermijdelike oorzaak zijn, dat Tijl, de held, spontaan alle harten wint. Want het lot van Tijl is ons lot, wij vergaan met hem of wij overwinnen met hem. En deze strijd is wel de schoonste adel van dit volk aan de noordzee, dat slapen kan, doch nooit vergeten zal, en dat in diepe nachten weer blind wordt meegerukt naar de opstanding; in roerloos diepe nachten, zo diep en roerloos, dat alleen helden en heiligen die roerloze diepte doorschouwen kunnen.
Daarom is Tijl altijd jong en nieuw voor ons, daarom stroomt dit volk naar de schouwburg, omdat het in de schalksheid en in de heldhaftigheid van Tijl zichzelf terugvinden kan. Want dit volk juicht bij iedere overwinning; dit volk jouwt naar meester Scharrelaar of heft een lied aan van opgetogenheid.
Zelden zag ik zo'n bedrijvigheid in de zaal van het Paleis voor schone kunsten; zelden zag ik zo'n meevechten met de held van het stuk. Hier werd een spel vertoond dat uit het hart van het volk zelf werd gesneden; het volk dat houdt van blijheid, van vlaggen en rumoerige meetingen
Daarom dan ook deze geestdrift, deze opgetogenheid, die wij, - nietwaar Herman Teirlinck? - alleen op het sportplein terugvinden kunnen.
Want deze Ulenspiegel van R.R. Graverson is een spel voor het volk, vlaams-propagandisties, vlaams-humoristies vol begeestering steeds en een vlaagje romantisme, zoals dr. Siney dit zo raak voor te stellen wist.
R.R. Graverson schreef me eens ‘Het is goed in deze tijden van super-intellektualism, eens terug te gaan tot het volk met een brokje eenvoud, echt en hecht.’ Hij werkte toen aan zijn ‘Ulenspiegel!’
En het is een werk geworden van volkse vlaamse leute en geestdrift - een lach en een traan - een stuk ware volkskunst.
R.R. Graverson liep, sedert een hele tijd reeds begeesterd rond met de vele legenden van Tijl, maar tussen alle ‘Thyls Espiègles’ en ‘Thil-Uilenspiegel’ heeft hij ten slotte de onze gekozen omdat deze ‘een Koezijn is van de Grote Reinaert -’ Daarom sneed hij uit de schilderijen van Breughel, uit die weelde van vlaamse kleuren en festijnen, uit die kermissen van ruwe volkshumor en gulle ronde goedhartigheid, zijn Tijl en zijn Nele, Lamme Goedzak en Klaas en Kerlinne... en de wrede figuren der Kindermoordenaars en de wolken van verdrukking en overheersing.
Er schrijnen vele wonden in 't werk van Graverson... maar veel meer zonnetjes schitteren nog na de regens van weedom en miserie.
'n Beetje simboliek zit er in en door de mond van Kerlinne zegt de auteur ‘Vlaanderen, uw kracht 's Klaas, uw schoot is Lieveken, Tijl is uw geest, Nele uw hart en Lamme uw maag.
En nu zouden wij ook moeten wijzen op de al te losse samenhang, op de te vlugge afwerking van enkele tafereeltjes, die een paar keren te eenvoudig eindigen, nà een meesterlike inzet, daardoor missen wij vaak in het eerste deel het bindend rythme, dat evenwel in het twede deel, dat tot begeesterende hoogtepunten leidt, meesterlik wordt doorgevoerd.
De opvoering door het ‘Nieuwe Volks-