De Tijdstroom. Jaargang 1(1930-1931)– [tijdschrift] Tijdstroom. Tijdschrift voor kunst en letteren, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 38] [p. 38] Lied Over de zeeën, zwalpend zonder rust, Zwerft mijn verlangen rond van kust tot kust. Op zoek naar Hem die mij in 't leven riep. En in mijn boezem dezen afgrond schiep. Naar al de sterren heb ik mijn verdriet geschreid, De werelden die wentelen vol vuur, Maar steeds was het een botsen op den muur Van ons arm mensch-zijn, een getuur Naar 't allerschoonste: Englenreien, Een regenboog van gensters door 't azuur. Ik ben heel heel klein, Gij zijt heel groot, maar breed Zwalpt van Uw Wezen door mij heen een leed Onuitgesproken, en een wilde pijn, Een steigerend verlangend om bij U te zijn. Op alle harpen, op cithaar en fluit, Zing ik Uw Schoonheid en Uw Grootheid uit, Totdat in mij die afgrond onomhuld Door d'afgrond van Uw God-Zijn wordt gevuld. Ik leg mij op de knieën, en ik schrei, Ik zal niet morrend klagen meer, maar blij Door 't leven gaan, als een verstandig kind, Dat pijn heeft maar wel weet hoe 't wordt bemind. Jan Melis. Vorige Volgende