Alain Fournier
Alain Fournier, de tere kinderlike jongen! Het is misschien een legende geweest, een vertelsel dat veel te gauw gedaan was, en dat we nu weer zoeken willen, als het oude prentenboek uit ons jeugd, dat het domein was van onze dromen en ons verre staren naar blauwe horizonnen van een vreemd en mysterieus geluk!
Is de droom niet de enige belofte van het waarachtige leven? En dan, wat kan het ons tenslotte schelen, aan de droom van Alain Fournier hebben we meer dan genoeg: ‘Le grand Meaulnes’ is geen literatuur. Hij, die zich had voorgenomen romans te schrijven voor de boeren, het volk zijner geboortestreek, schreef in een zijner talrijke brieven aan Rivière; ‘Aller droit au coeur de quiconque sans éveiller aucune idée de littérature.’ En dàt is misschien een der meest-fascinerende factoren van ‘Le grand Meaulnes’. Men vergeet dat het literatuur zou kunnen zijn.
De rijkdom van ons leven ligt verborgen in de jeugd. Fournier had wel het recht naar eigen begrip de droom te bepalen: ‘L'immense et imprécise vie enfantine planant au-dessus de l'autre et mise en rumeur par les échos de l'autre.’ Fournier wilde terug naar die dromen, terug naar de jeugd, omdat de wereld hem niets openbaarde dan ontbering en pijn: ‘Mon credo en art et littérature: l'enfance!’
Het drama van ‘Le grand Meaulnes’ is de geschiedenis van een kind, geschreven door een kind. Het is de getransfigureerde wereld van een smartelike en angstige zoektocht, die te uitsluitend beleefd en ontleed is geworden door z'n eigen slachtoffer. Maar het is ook de gezochte, de gewilde mislukking geweest van een avontuur, het enkele gewichtige avontuur in ons leven. Dat zullen we best voelen door de geweldige drang die er heerscht om de episoden maar altijd voort te zetten en ze op te stuwen in een andere wereld, een andere tijd. Na een plotselinge ontwaking en de diepe wanhoop die in hem aan 't groeien is, tracht Fournier de droom te hervatten, dáár waar ie hem had moeten laten; zich te storten in een twede slaap, waarin zouden herleven de beelden van de eerste roes. En dan, wanneer de voornaamste figuur - Fournier zelf - het zó betrachte einddoel heeft bereikt, dan zal ie zich geweld aandoen, dan zal ie er toe komen hem te overtuigen - zichzelf te overtuigen - van het fatum dat ie altoos, van in den beginne fataal te laat komt. Vandaar de angst die ons soms in het werk van de fantastiese Fournier aangrijpt; van daar de magiese kracht die zo begeesterend werkt in dit gezonde, direkte, evenwichtige werk, - al schijnt het geheel in z'n evenwicht en rust, toch hier en daar wat bleek; -; van daar ook dat bij de lezing van dit boek ieder gedacht aan literatuur te vergeefs is en volledig achterblijft. Daar is de onwankelbare logiese kracht van het kind met z'n zuivere serene poëzie die de fascinering en de charme zijn van ‘Le grand Meaulnes’ En even gaan we denken aan dat andere meesterwerk ‘Marie-Claire’ van Marg. Audoux dat wel meer naïef en meer mysterieus is. Uit de menigvuldige brieven van Fournier weten we welk een geweldige indruk dit vreemde werk op hem teweegbracht; - zoveel te sterker, omdat z'n gevoelens geheel verschilden van die van Marg. Audoux, die aangetast schenen door het
intellectualisme.
Wanneer we de vier grote boekdelen lezen der briefwisseling van Fournier met Rivière dan voelen we ons plots aangegrepen door een sterke verwondering om de geweldige literaire geest, de hardnekkige kritiek, de diepe ontleding der teksten, stijl en ideeën. En plots schijnt het vreemd, hoe het mogelik was dat ‘Le grand Meaul-