Klankfilm.
Nochtans ontmoet men heden mensen, die het goed menen en die het er op aanleggen om de kinegrafiese wetten af te breken, door de film te laten zingen en spreken. Ze beweren de artiestieke waarde ervan te verhogen. We menen dat, waar de kinegrafie de menselike gedachte volkomen kan uitdrukken en de ontvoering en de belangstelling tot hun maksimum kan opvoeren en aldus kan fungeren als kultureel uitdrukkingsmiddel van mens tot mens en van nasie tot nasie, de noodzakelikheid er een sprekende masjiene, hoe volmaakt ook, aan toe te voegen, ons niet zo dringend toeschijnt, als sommigen het verklaren.
Deze niewigheid is ten andere niet geboren uit de wens beters te leveren, maar uit ekonomiese omstandigheden. Het publiek werd de altijd eendre aventuren beu, en de magnaten der Hollywood-industrie hebben in dit niew procédé een middel gevonden om de niewsgierigheid van de massa, die hen miljarden bezorgd heeft, weder op te wekken. Hun betaalde kritiek lanseert de niewigheid onder de leuze van een niewe estetiek. Eigenlik komt het er op aan een bizonder bloeiende handel, die er bijna in geslaagd was een wereldmonopool te vormen, maar die in de Verenigde Staten begon te kwijnen, niew leven in te blazen.
Verhoogt de klank de uitdrukkingsmogelikheid van de film? Elk kunstwerk suggereert meer dan het nauwkeurig aanduidt. Het meest volmaakte kunstwerk is niet dat, wat het nauwkeurigst kopieert. Op het witte scherm is het niet noodzakelik al de elementen van een beweging te geven, om die beweging voor de geest te roepen. Nog minder is het onontbeerlik aan de beweging het gerucht toe te voegen, opdat zij haar hoogste uitdrukkingsmogelikheid bereike. De geest van de toeschouwer verbeeldt zich met juistheid en snelheid de geruchten, die de beweging in de werkelikheid begeleiden. Het voortbrengen van die geruchten kan misschien de geestesluiheid strelen van de toeschouwer, maar het ontneemt aan de film één der elementen waardoor zij de geest boeide: het inwerken op het verbeeldingsvermogen.
Het is misschien niet onmogelik dat kunstenaars, die overal het schone maken, waar het zich ook moge verbergen, erin slagen het beeld en de klank tot een harmonies geheel samen te brengen. We vragen niets meer dan er aan te mogen geloven. Maar indien zulks ooit tot stand komt, dan zal het zeker zijn onder een andere vorm dan de slaafse, banale weergave van toneelgeruchten.