Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 133
(2017)– [tijdschrift] Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 239]
| ||||||||||||||
Dossier Willem Frederik Hermans
| ||||||||||||||
[pagina 240]
| ||||||||||||||
werden uitgedragen. Daarbij stuitten wij echter voortdurend op sterke ‘autonome’ tegenkrachten: op schrijvers die de literatuur vooral als een heel eigen domein met eigen waarde zagen.Ga naar voetnoot1 En hoewel de werken van deze auteurs zich per definitie niet veel gelegen lieten liggen aan de maatschappelijke context - en ze zich bijgevolg maar moeizaam in het heteronome verhaal lieten inpassen -, bleken ze paradoxaal genoeg voor de voortgang van dat heteronome verhaal van vitaal belang te zijn. De gedachte diende zich dan ook aan dat er zoiets moest bestaan als de heteronomie van de autonomie: autonomie als een bijzondere vorm van maatschappelijk engagement. In 2010-2014 begeleidden we een onderzoek over het ethische moment of het politieke engagement van het literaire als zodanig.Ga naar voetnoot2 Wat voor kennis, inzicht, ideeën of ervaring kun je alleen bij literatuur opdoen? Het ging ons dus niet om de morele, sociale of politieke boodschap die deze of gene auteur in dit of dat boek uitdraagt, maar om het ethische van het literaire zelf. Nog weer anders gezegd: het ging ons om het ethische momentum van het feit op zich dat een schrijver de pen op papier zet en zijn verbeelding aanspreekt enerzijds, en een lezer een roman opslaat en begint te lezen anderzijds. Inmiddels werken we aan een vervolg, waarin we voortborduren op de resultaten van dit onderzoek. Hierin staat opnieuw de impact van het literaire van literatuur centraal. Het belangrijkste resultaat van het eerdere onderzoek dient daarbij als uitgangspunt, namelijk dat het literaire van literatuur datgene is wat we wel ondergaan, maar toch niet kunnen thuisbrengen. In de esthetica wordt dit de singulariteit van de literaire ervaring genoemd.Ga naar voetnoot3 Het moment van singulariteit in de literaire ervaring brengt een aporie teweeg. Dat heeft als effect dat wat bekend en vertrouwd is, even uit zijn voegen wordt getild, zodat de indruk ontstaat dat je iets ervaart wat je niet kunt inpassen in wat je kent of gewend bent. Het brengt ons op het raakpunt tussen wat sameness en otherness wordt genoemd (Attridge 2004). De aporetische sensatie schakelt onze cognitieve controle even uit, maar verhoogt tegelijkertijd ons bewustzijn. Onze perceptie kan een moment geen kant meer op. Die sensatie is ethisch, doordat zij alles waardoor ons leven normaal gesproken onwillekeurig wordt bepaald - het hele conglomeraat van kennis, kunde, moraal en conventie -, als het ware van buitenaf toont. Zo'n moment biedt geen alternatief voor dat conglomeraat, maar zet het één ogenblik te kijk alsof we het nog nooit eerder gezien hebben. Een dergelijke ervaring grijpt op ons in: op een onbescheiden manier maant zij ons tot bescheidenheid en terughoudendheid ten aanzien van alles wat we vanzelfsprekend vinden en dus alles waaraan wij geneigd zijn absolute waarde te hechten. | ||||||||||||||
[pagina 241]
| ||||||||||||||
Afb. 1 Margritte, Les amants (Umland 2013: 115)
| ||||||||||||||
Magrittes ‘Les amants’: de sluier als betekenisLaten we bovenstaande illustreren aan de hand van het hier afgebeelde schilderij van René Magritte. Dit schilderij is even unheimisch als suggestief. Het is zwanger van betekenis. De intimiteit van de twee kussende geliefden lijkt vooral een metafoor. En de sluiers die ze dragen zijn al helemaal een metafoor. We hebben hier een metafoor in het kwadraat, met een exploderend aantal interpretatiemogelijkheden.Ga naar voetnoot4 De sluiers waarin de kussenden gehuld zijn, geven dus veel te denken. Let wel: ze hebben zich niet getweeën onder één doek verstopt om hun geminnekoos aan onze ogen te onttrekken, maar zijn ieder apart (of hebben zich ieder apart) in een voile gewikkeld. Het is de vraag of we hier te maken hebben met intimiteit of afweer. Ontmoeten of ontlopen ze elkaar? Laat de afbeelding verlangen zien of juist angst? Niet alleen worden de gezichten van het paar door de twee sluiers verhuld, ook is op de afbeelding onzichtbaar waar precies deze geblindeerden fysiek contact met elkaar maken. Over de plek waar hun monden elkaar raken (maar dan al- | ||||||||||||||
[pagina 242]
| ||||||||||||||
tijd nog met twee sluiers ertussen), valt een zware schaduw. Een schaduw over de kus van een gesluierd paar. Geen van beiden kan de ander zien. Ieder van hen kust dus in den blinde en kan zich bij de ander alles voorstellen wat hij of zij zich maar wenst. Is dit de kus uit een droom? Of zijn dit gewone geliefden en hebben ze zich voor de grap alleen voor deze ene omhelzing met een sluier geblindeerd? Maar wat drijft hen dan tot dit opmerkelijke gedrag? Wat willen ze er in dat geval mee uitdrukken, tegenover de ander, tegenover zichzelf? Op dat niveau is het schilderij wellicht ook te lezen als een treffende verbeelding van falende intersubjectiviteit. En misschien ook wel van falende subjectiviteit, want het is een open vraag of de geliefden onder die sluier zichzelf wel kennen. Zien ze zichzelf ook als gesluierd? De vragen stapelen zich op, zonder dat het schilderij enige aanwijzing biedt die tot een interpretatieve conclusie leidt. Je zou kunnen zeggen dat de betekenis van deze afbeelding effectief versluierd is en tevens dat het dát is wat het esthetische karakter ervan bepaalt. Wat zouden de antropologen van een buitenaardse beschaving met dit schilderij aan moeten? Wat zegt het over de mens? Heel veel, lijkt ons. Maar wat dan? Het punt van De Duve is ook, dat wij het ze niet eens goed zouden kunnen vertellen. Laten we dit schilderij, met al de vragen die het oproept zonder ze te beantwoorden, beschouwen als een pars pro toto voor het esthetische werk of, beperkter, voor het literaire werk. Wat vangen we dan aan met die sluiers en die schaduw? Welke benadering moeten we kiezen om de betekenis van het onvatbare te peilen en er ondanks alles toch een zekere greep op te krijgen? | ||||||||||||||
LiteratuursociologieWie het over het ethische moment van het literaire heeft, raakt onvermijdelijk aan de sociale of politieke rol van literatuur en dan kom je vroeg of laat bij de literatuursociologie uit. Helaas heeft de literatuursociologie, althans in zoverre die in de voetsporen van Pierre Bourdieu trad, ons bar weinig te bieden. De aantrekkingskracht van Bourdieu's benadering was nu juist dat hij het punt dat De Duve maakt, tussen haakjes plaatste, eigenlijk niet eens tussen haakjes plaatste, maar radicaal negeerde. Het literaire veld werd gereduceerd tot een sociologisch veld als elk ander. Het werd debunked als een machtsspel tussen literaire actoren bij wie het, net als in de rest van de maatschappij, ging om het vergaren van economisch, sociaal en cultureel kapitaal, met bijbehorende meer of minder succesvolle strategieën, dominante en gedomineerde groepen, diversificatie, stratificatie, enzovoorts enzovoorts. Dat leek aanvankelijk interessant, omdat het de belofte inhield eindelijk te kunnen zien hoe het in het literaire leven werkelijk toeging: de ideologische schellen zouden van ieders ogen vallen. Als we Magrittes schilderij even opvatten als een klein tableau tussen twee sociale actoren, dan wil de sociologie vóór alles de sluiers wegtrekken. Die zijn een schandaal voor de socioloog. Het succes van het sociologisch project wordt afgemeten aan de mate waarin zij erin slaagt het handelen van de actoren begrijpelijk en transparant te maken, te onthullen wat schuil gaat achter de illusio.Ga naar voetnoot5 Dat zal met | ||||||||||||||
[pagina 243]
| ||||||||||||||
het schilderij van Magritte nooit lukken. In dit schilderij wordt in een notendop het hele probleem afgebeeld dat de literatuurwetenschap met interpreteren heeft: wat het betekent, is veel te ongrijpbaar om ooit aan de standaard van wetenschappelijke objectiviteit te kunnen voldoen. De literatuurwetenschap is na een korte periode van interpretatief enthousiasme om de hete brei heen gaan draaien. Het was gewoonweg te moeilijk gebleken om de hermeneutiek wetenschappelijk te onderbouwen. Liever dan koppig door te zoeken naar een op de humaniora toegesneden methode van interpreteren, capituleerde men voor empirisme en ideologiekritiek. Sinds de jaren zeventig rust er in de literatuurwetenschap dan ook een taboe op het duiden of interpreteren van afzonderlijke literaire werken.Ga naar voetnoot6 | ||||||||||||||
AntropologieAls je vraagt naar het ethische van het literaire, schiet je weinig op met literatuursociologische, institutionele of posture benaderingen, die allemaal het literaire laten verdwijnen. Maar wat dan? Er is een aan sociologie nauw verwante discipline die op dit punt net een wat ander accent legt, een accent dat voor ons project vruchtbaarder belooft te zijn: de antropologie. Sociologie en antropologie zijn beide in de negentiende eeuw tot bloei komen. Maar waar de sociologie zich op de westerse, moderne maatschappij richtte, richtte de antropologie zich op nietwesterse, zogenaamd primitieve samenlevingen. Dit bracht een subtiel andere orientatie, of op zijn minst een andere gevoeligheid met zich mee. Waar de socioloog de eigen maatschappij bestudeerde, boog de antropoloog zich over een vreemde samenleving met voor hem onbekende en verbazingwekkende normen, gebruiken en rituelen. Waar de sociologie in hoge mate in de sfeer van sameness opereerde - haar hele instrumentarium was nu eenmaal voortgekomen uit de moderne maatschappij die zij bestudeerdeGa naar voetnoot7 -, werd de antropoloog met het andere en vreemde geconfronteerd. De kunst van de antropoloog (tevens de legitimatie van haar bezigheid) was om dit andere nu juist zoveel mogelijk intact te laten, te respecteren. Als de antropoloog de vreemde maatschappij gewoon westers sociologisch zou benaderen zou dit niets nieuws opleveren: meer van hetzelfde. Daardoor raakte de antropoloog in een interessante double bind-positie verzeild: hij of zij probeerde het vreemde van het niet-moderne te doorgronden vanuit onvermijdelijk door de mo- | ||||||||||||||
[pagina 244]
| ||||||||||||||
derniteit bepaalde denkkaders.Ga naar voetnoot8 Hij of zij werd gedreven door de typisch moderne wens om het onbegrijpelijke te willen verhelderen, maar wilde dit tegelijk doen zonder het onbegrijpelijke te reduceren tot het reeds bekende.Ga naar voetnoot9 In vervolg op het eerdere onderzoek willen we een poging ondernemen om de literatuur meer antropologisch dan sociologisch te benaderen. In de termen van Magrittes schilderij: we willen de sluiers van de geliefden niet wegtrekken - zonder die sluiers zou het immers een vrij oninteressante afbeelding zijn -, maar ons richten op de vraag waarom nu net die versluiering de betekenis van de afbeelding uitmaakt. In de twee artikelen die we hierbij inleiden, publiceren we het concept van twee hoofdstukken uit de voorgenomen studie. In beide artikelen demonstreren we onze benadering aan de hand van het literaire werk en de poëticale essays van Willem Frederik Hermans. Frans Ruiter benadert het literaire werk als een gift in de betekenis die de antropoloog Marcel Mauss daaraan gegeven heeft en richt zich met name op de novelle ‘Het grote medelijden’ uit Een wonderkind of een total loss (1967). Door het literaire werk als gift op te vatten onttrekt hij het aan de economistische reductie van de Bourdieuaanse literatuursociologie, terwijl het dankzij de gift-theorie toch volop in een maatschappelijke context wordt gesitueerd. Wilbert Smulders onderzoekt wat Hermans bedoelt als hij spreekt over de ‘geheimzinnigheid’ van literatuur. Onthult literatuur het geheim van het bestaan, dat wat ons allemaal ontgaat? Of leidt elke poging dat te onthullen, er vanzelf toe dat het opnieuw verhuld wordt? Kan iets wat werkelijk geheim is, eigenlijk wel onthuld worden? In het voetspoor van Jacques Lacan op zoek naar de blik waartoe de | ||||||||||||||
[pagina 245]
| ||||||||||||||
schrijver de lezer verleidt, en waarmee hij hem leidt en misleidt, stuit Smulders op het verband tussen de esthetische blik en het oeroude geloof in het boze oog. Hij richt de aandacht met name op ‘Preambule’ uit Paranoia (1952). | ||||||||||||||
Bibliografie
[Om privacyredenen is dit tekstgedeelte niet zichtbaar.] |
|